2003 In eigen boezem (geweld en liturgie)

IN EIGEN BOEZEM

                   Een zoektocht naar de bronnen van geweld in de christelijke traditie.

                   Eindred. Cees den Heyer en Sjon Donkers

                   Narratio 2003.

                   isbn 90 5263  986 6

                   Het boek is goed bruikbaar vcor gespreksgroepen e.d.

Daarin hoofdstuk 9 door Jan de Jongh over geweld en liturgie:

De (on)macht van de liturgie. (89-98)

Geschiedenis van het uiteindelijk verschijnen van dit boek.

Kort voor de publicatie trokken de Nederlandse bisschoppen bleek dat de Nederlandse bisschoppen onoverkomelijk bezwaren hadden tegen mijn hoodstuk 9. Het ging  daarbij om de tegen de beschrijving van de nieuwe beleving van heilig Avondmaal en de Eucharistie. Toen hun eis niet werd ingewilligd verviel hun deelname aan het project en daarmee hun beloofde medefinanciering. De Raad van Kerken trok daarna hun opdacht aan Kerk en Vrede in.

Uitgeverij Narratio heeft de financiering toen op zich genomen, zodat uiteindelijk de uitgave door Kerk en Vrede toch door kon gaan.

Jan de Jongh

Woord vooraf

Op verzoek van de projectgroep “Geweld niet gewild” van de Raad van Kerken in Nederland heeft de theologische werkgroep van Kerk en Vrede zich de afge­lopen periode intensief beziggehouden met de actuele problematiek van het geweld in de maatschappij. Bij het woord geweld’ denken we over het algemeen in de eerste plaats aan de verschrikkingen die het gevolg zijn van gevechtshandelingen in oorlogen tussen landen en in burgeroorlogen. Naast dit oorlogsge­weld bestaan er ook andere vormen van geweld’ kleinschaliger weliswaar, maar niet minder schokkend: geweld op straat en het geweld dat zich zelfs ach­ter huisdeuren afspeelt. Sedert enige jaren spreker) we over zinloos geweld. Het krijgt de aandacht van de media. Uit protest worden stille tochten gehouden als er door dit geweld slachtoffers vallen. De problematiek is complex. Eenvoudige oplossingen zijn niet voorhanden. De vraag die de theologische werkgroep kreeg voorgelegd, maakte dan ook een diepgaande bezinning noodzakelijk. De inhoud van dit boek(je) getuigt ervan. Het is het resultaat van intensieve stu­die en gesprekken.

Het is denkbaar dat het bovenstaande bij de lezer(es) vragen oproept. Waarom houdt een werkgroep van Kerk en Vrede zich bezig met ‘geweld’? En waarom is de vraag om bezinning nu juist aan de theologische werkgroep gesteld? Natuurlijk, er zijn niet alleen vele vormen, maar ook vele oorzaken van geweld. Maar wat misschien heden ten dage sterker dan te voren wordt ingezien is dat er verbindingen liggen tussen godsdiensten en geweld.

In de christelijke traditie is zelfkritiek altijd als kracht gezien. De leden van de werkgroep hebben daarom gemeend er wijs aan te doen niet met een beschul­digende vinger in de richting van andere godsdiensten te wijzen, maar de hand in eigen boezem te steken en onderzoek te doen naar de bronnen van geweld in de christelijke traditie.

Die zoektocht blijkt een gewaagde onderneming. Het is altijd gemakkelijker de splinter bij de ander te ontdekken dan de balk die ons eigen beeld van de wer­kelijkheid heeft vertroebeld. Bovendien is de verleiding groot de zwarte bladzijden te vergeten en vol overgave te wijzen op de positieve kanten van de christe­lijke traditie. Vanzelfsprekend hebben dergelijke overwegingen ook gedurende de bezinning binnen de theologische werkgroep een rol gespeeld. Wie zich geïnspireerd weet door de idealen van een organisatie als Kerk en Vrede zal bij voorkeur willen nadenken over de mogelijkheden die de bijbelse boodschap biedt om het begrip vrede’ centraal te stellen. Maar de vraag van de Raad van Kerken maakte een andere opzet noodzakelijk. Er blijken zwarte bladzijden te zijn die niet genegeerd kunnen worden. De bijbel biedt hoop op vrede en op recht en gerechtigheid. Maar met een beroep op diezelfde bijbel blijken oorlo­gen gesanctioneerd te worden

De discussie binnen de werkgroep begon kort na 11 september 2001 en zette zich voort in de tijd waarin de kwestie-Irak alle aandacht kreeg. Het spreekt van­zelf dat deze gebeurtenissen in onze hoofden speelden en dat onze gesprekken er door werden bepaald, maar uiteindelijk hebben we er voor gekozen geen expliciet commentaar op dit wereldschokkende gebeuren te geven.

Het boekje is geschreven door verschillende leden van de theologische werkgroep. Hun namen worden niet genoemd bij de hoofdstukken die uit hun pen vloei­den Ook dat is een keuze. We willen daarmee vooral onderstrepen dat het boekje uiteindelijk door de gehele werkgroep is geschreven. De concepten van de verschillende hoofdstukken zijn tijdens vergaderingen van de werkgroep over het algemeen intensief besproken.