Intro
In de kapel van het klooster komen bewoners en gasten zeven maal per dag bij elkaar voor de getijden met meestal vier ingrediënten: stilte, gebed, psalmen, hymnen en een lezing. Eigenlijk zijn het telkens gebedsdiensten, want ook de psalmen worden gebeden. De lezing heeft een functie in de sfeer van gebed en stilte. Protestantse voorgangers kunnen het maar moeilijk nalaten, die lezing met eigen woorden aan te vullen en dat noemt men dan ‘de meditatie’.
Bij het ruimen van mijn bibliotheek vond ik tiental geschriften over ‘Het Gebed’ en uitvoerige verklaringen van ‘Het Onze Vader’ door gerenommeerde theologen te boek gesteld. Vanwaar die royale aanschaf in mijn eerste dienstjaren en waarom heb ik nu geen moeite om ze allemaal weg te doen? In de loop van de jaren heb ik ervaren, dat ze me eigenlijk niet hielpen in mijn zoektocht en verlangen naar ‘god’. Ze raakten meestal alleen mijn denkhoofd en niet mijn hart. Ik ben de enige niet: De enorme markt van (dag)boekjes met gebeds- en meditatie¬teksten, van cur¬sus¬sen en goeroes springt op dat verlangen in.
Leer ons bidden
Ontwaakt het zoeken naar contact met ‘god’ weer? Want ik kwam de laatste tijd meermalen een verwijzing naar Lucas 11 tegen:
Eens was Jezus aan het bidden, en toen Hij zijn gebed beëindigd had, zei een van zijn leerlingen tegen Hem: ‘Heer, leer ons bidden’. Een merkwaardige vraag in die Joodse cultuur. Ze baden al hun hele leven op veel dagelijkse momenten.
In mijn kindertijd bad ik minstens negen maal per dag: rond de maal¬tijden, op school en voor het slapen gaan…Ik heb er niet onder geleden. Soms doen mensen dat jarenlang zonder veel problemen, een levensstijl, een goed en vertrouwd ritueel, een bed¬ding, die ervaring mogelijk maakt. Voor velen is met het geloofskader waarin wij leefden die vanzelfsprekendheid weggevallen.
Bovendien hebben moeite met het Adres van ons gebed.
De bespreking in Trouw van de expositie ‘Van God los’ in het Catharijnenconvent had als titel ‘De persoonlijke God is onhoudbaar geworden’. Steeds meer gelovigen herontdekken, dat we eigenlijk van ‘god’ niets concreets kunnen zeggen. Mijn leermeester Berkouwer schreef bij zijn negentien dogmatische studies geen hoofdstuk 1 over God en diens eigenschappen, zoals gebruikelijk was. Dat hoofdstuk is niet te schrijven en dat wisten ze al in middeleeuwen. Een anonieme mysticus schreef voor een leerling monnik een boekje: ‘De wolk van niet-weten’, daarmee herinnerend aan de wolk waarin Mozes ‘god’ ontmoette. God kon geen naam hebben, dan: ‘Ik-Ben’ (Exodus 3). Dat moeten wij opnieuw eerbiedig leren. Over ‘god’ kunnen wij alleen in beelden spreken. Godspraak is altijd Beeldspraak. Om met ‘god’ te communiceren verbeelden we ‘god’ als Persoon. Meer kunnen we niet!
Het vraaggebed
In vrijwel alle grote religies ontstaat steeds weer de gedachte, dat ‘god’ direct kan ingrijpen om onze problemen op te lossen. Wanneer dat niet gebeurt, krijgen mensen moeite met hun godsgeloof en de verhoring van hun gebeden. Ik vermijd al lang het directe vraaggebed. Ik spreek in de liturgie wel onze zorgen uit voor Het Aangezicht, maar vraag niet aan ‘god’ even in te grijpen.
We zullen ons gebed zelf moeten verhoren. Een van de duidelijkste voorbeelden van hoe Ik-Ben handelt, is het verhaal van Mozes’ visioen bij het braambos (Exodus 3). De Heer zegt daar tegen hem: Ik trek me de ellende van het volk aan, daarom zend ik jou om mijn volk uit Egypte te leiden!
Eigenlijk is de enige gebedsvraag die van de avondgangers naar Emmaüs: Blijf bij ons, Heer… (o.a. LB213: 202 en 251). In de groei van ons leven verandert ons godsbeeld. Voor mij werd ‘god’ de Metgezel, de Aanwezige op mijn levensweg (Pelgrimage), Die me niet in de steek laat. Zoals van Henoch letterlijk in het Hebreeuws wordt gezegd: ‘hij wandelde met God’ (Genesis 5:24).