Intro. Wanneer ik dit schrijf hebben de kerken met de versoepelende overheid afgesproken op ‘gepaste afstand’ te gaan vieren en zonder verplicht toegangsbewijs. Het is mij onduidelijk hoe dat er uit gaat zien. Kerkbesturen en -gangers zullen dat verschillend interpreteren al naargelang ze het gevaar van het virus, de vrees daarvoor, het aantal zitplaatsen, het gepaste volume van zingen en dergelijke beoordelen. Ik las dat bepaalde orthodoxe kerken een apart vak of ruimte inrichten voor gelovigen die wat meer afstand tot hun zusters en broeders gepast vinden.
Aan liturgische spiritualiteit op zondag waag ik me dus nog niet. Ik ga dus maar verder met het thema van mijn kolommen van vóór de zomer: dagelijkse en persoonlijke liturgische spiritualiteit.
Wat voorafging
Voor de meesten van ons is het dagelijks leven volstrekt geseculariseerd. De meeste huisrituelen en herinneringen aan ‘geloof’ zijn verdampt in ons drukke leven. Ook de immigrantengodsdiensten zullen bij de derde generatie hetzelfde proces meemaken: seculier leven met zo nu en dan iets religieus.
In onze samenleving zijn praktiserende christenen, zoals in het begin van onze jaartelling een minderheid. Die positie is in onze streken nieuw.
Daarnaast zie ik, deels buiten de kerken, een opmerkelijke zoektocht naar ‘zingeving’ en ‘god’. Daar haakt een commercieel en consumptief spiritueel aanbod op in. Ik heb daarin weinig vertrouwen. Deelmame is veelal van tijdelijke aard en gericht op persoonlijke welbevinden en het mist traditie, de a(A)nder en de Bron. De tweepoligheid ontbreekt vaak: Verzet én Overgave (naar Bethge over Bonhoeffer), Lutte ét Contemplation (Strijd en contemplatie, fr. Roger, Taizé), Mystiek én Verzet (Sölle).
Zijn ‘huisgemeenten’ een nieuwe vorm van geloofspraktijk of zijn het bubbels die uitsterven, zoals eens de Basisgemeenten? Zijn de videovieringen zonder lijfelijke gemeenschap houdbaar, ondanks de vrij grote huidige kijkerdichtheid? Ik vroeg me ook af of individueel geloven standaard wordt? En waar liggen mijn eigen spirituele bronnen? Is er een weg naar een hernieuwde dagelijkse spiritualiteit?
Leren van kloosterlingen
Ik noemde in vorige kolommen twee uitzichten op de kern van het kloosterleven. Thomas Quartier osb van binnenuit en Wil Derkse van buitenaf. Vooral Derkse met zijn ‘Levensregel voor beginners’ heeft veel voor mij betekend. Tot voor kort was ik vaak gast in kloosters. Alleen, met een groep uit o.a. het studentenpastoraat of voor studiedagen met enkele collega’s. Met ons gezin voelden wij ons thuis in Taizé.
In mijn tweede studiejaar theologie (1957) verbleef ik voor het eerst een week in het Albertinum bij de Dominicanen. Ik schreef daar zo enthousiast over, dat mijn lief – zoals onlangs bleek uit onze brieven – vreesde dat ik daar zou blijven. Wat dreef mij en wat betekende voor mij daarna de grote aandacht voor liturgie? Ik begrijp achteraf, dat ik geloofservaring zocht als compensatie voor de buitengewoon interessante theologische kennis in mijn gereformeerde verstand. Dogma is iets van het hoofd, liturgie daalt in het hart.
Dagelijks gelovig leven
Het leven van kloostergemeenschappen lijkt veel op de gelovige levensvorm in protestantse en rooms-katholieke gezinnen in de jaren 50 en 60 van de vorige eeuw en nóg onder behoudende christenen. Hoewel ik beslist niet terug wil naar de benauwdheden en gesloten sfeer uit die tijd, noch naar de godsbeelden: het was niet allemáál kommer en kwel!
In de loop der eeuwen heeft ook de christenheid zich steeds weer ‘aangepast’ aan een nieuwe tijd. Hoe kunnen wij – als minderheid! – nu vormen (uit)vinden van alledaags leven met God. Dat is niet gemakkelijk, want van ons wordt (te) veel gevraagd: tweeverdienen, kinderen, evenementen, digitale media (wellicht verslaving daaraan), reclame, druk uit de groep, streaming enzooooovoort. Dat vraagt aanpassingen van onze tijdsbesteding, zelfbeperking, ruimte scheppen, keuzen maken… waar doe ik wel of niet aan mee?
Het gedwongen kluizenaarsschap heeft mij opnieuw bepaald bij de noodzaak van: aandacht, structuur (orde) en de eenheid van het sacrale en profane in ons leven. De vorm zal niet éénvormig kunnen zijn – onze situaties en leeftijden verschillen. Dat red je moeilijk in je eentje.
Hoe kunnen (huis)gemeenten helpen bij het opnieuw vinden van een eigen levensspiritualiteit?
(Wordt vervolgd)
Jan de Jongh