251a DE EXODUS VAN JEZUS

In de kolom voor maart (in december geschreven) vertelde ik dat ik tijdens de Veertigdagen Exodus wilde herkauwen. Ik kwam niet verder dan hoofdstuk 3, dat mij lief is als het kernhoofdstuk, waarin JHWH zijn onuitsprekelijke naam openbaart.

In de mystieke ervaring van Mozes bij de braamstruik zegt JHWH, dat hij de ellende van het volk heeft gezien en Hij er wat aan gaat doen. Hij belooft dan een land overvloeiende van melk en honing, de woonplaats van de Kaänieten, Hethieten, Amorieten’ en nog drie stammen. Vanaf Abraham wordt onbeschaamd gezegd, wie de slachtoffers van de Intocht zullen zijn.

Ineens knapte ik af. Nooit heb ik eerder diepgaand beseft wat dit betekende voor de inwoners van het beloofde land. Abrahams nakroost zal hun land ‘voor altijd in bezit krijgen’ (Gen. 17:8).

Wirkungsgeschichte
Ik ken alle theologische en vrijzinnige uitvluchten om niet te lezen wat er staat:

niet letterlijk, nationale ontstaansmythe, metaforisch, later geschreven vanuit de ballingschap, cultuurmythe… Ik deed er zelf aan mee door met mijn ‘land van verlangen’ het woord belofte te ontwijken. Dat neemt niet weg dat de Intocht uitliep op de genocide onder Jozua en op vanaf de Richters tot de Romeinse bezetting een eeuwenlange stammenoorlog in het middenoosten. Eigenlijk is de gewelddadige Intocht nooit voltooid! Die belofte heeft daarom een ‘Wirkungsgeschichte’ tot op heden. Mijn reactie zal ook te maken hebben met de toestemming van Donald T. aan de president van Israël om over te gaan tot de annexatie van het overgebleven deel van Palestina, die werd voorbereid door de Kolonisteneilanden.

Hoe men het ook wendt of keert de belofte van de ‘Landnahme’ heeft een doorwerking tot op heden niet alleen bij de legitimatie van Israëls bezetting – het schip waarmee in 1948 de moderne Intocht begon heette De Exodus -, maar ook bij orthodoxe christenen voor wie de ‘belofte’ nog steeds uitstaat.

Aan Gij voorbij
Ik vond dezer dagen de map met correspondentie met Bernard Huijbers, die de melodieën bij veel liederen uit de begintijd van Oosterhuis schreef.  Eind jaren zeventig wilde hij verder gaan, voorbij een persoonlijk god, een Gij. Daardoor brak hun samenwerking en miste hij ook de gemeenschap met ‘zijn broertjes’ van de Jezuïeten. Vanaf begin 1980 woonde hij met Annelou in Zuid-Frankrijk. Daar schreef hij ‘Aan Gij voorbij. Het mysterie bezongen’. Hij droomde daar van een gemeente, die zich toevertrouwde aan het Bestaan, Mysterie, Leven, Liefde, het Heelal. en schreef daarvoor nieuwe liederen. Veel van die liederen blijken, naast die van Oosterhuis c.s. goed bruikbaar in vieringen van moderne gemeenschappen, zoals bleek tijdens de koordagen met hem in de studentengemeente en in de Remonstrantse kerk. Bernard zei me eens: Bij  Abraham is het allemaal begonnen, met dat godsbeeld van die belofte.

Met Oosterhuis is het weer goed gekomen. Toen we in de Rode Hoed Huijbers’ 80ste verjaardag vierden, omarmden ze elkaar onder tranen. Op zijn sterfbed, een jaar later, namen ze telefonisch afscheid. Bij de verstrooiing van zijn as op de bergen van de Cevenne zong zijn ‘kleine gemeente’ zijn ‘Lied van de Wind’. Hij ging met de waaiende wind mee. Of was het de Heilige Geest?

Hoe nu verder?
Huijbers had gelijk, besef ik nu. Toch kan ik de traditie waarin ik leef niet geheel loslaten. ‘Ik-Ben’ als een Persoon is voor mij een Beeld, dat we nodig hebben om met het Mysterie om te gaan. Daarmee ben ik eigenlijk met Bernard aan die God van-het-Land voorbij. Ik schrijf deze kolom op de zondag van de ‘Verheerlijking op de Tabor’ (Lucas 9:28-36). Waarover spraken Mozes, Elia en Jezus in dit visioen? Volgens Lucas over zijn Exodus naar Jeruzalem. Eenmaal komt dat Griekse woord in de evangeliën voor. Ik vond geen vertaling, die het onvertaald laat. Waarom? Misschien besefte men dat déze exodus géén gewelddadige intocht tot gevolg had, maar een demonstratie was van oneindige Liefde. De Intocht dat is Pasen en Pinksteren: Jezus in de gestalte van de Geest die waait waarheen hij wil. Die ‘god’ kom ik tegen in de mens Jezus.

Tweemaal klinkt Psalm 25 aan het begin van de vasten. Huijbers maakte daar o.a. de responsie bij: Naar u gaat mijn verlangen, Heer. / Heer mijn God, ik ben zeker van u. (Lb 25c) Daarmee begint alles.

Jan de Jongh