250 MARKUS IN DE PAASTIJD

Morgen breekt het carnaval los. De woordkeuze verraad, dat ik daar geen liefhebber van ben. Met de kinderen kijken naar de wagens met half dronken dansers was wel eens aardig. Maar verder geeft het veel herrie. Als dat dinsdagavond weer is afgelopen, beginnen de Honderd Dagen van Pasen en is het Aswoensdag. In ons pastoraat kregen we dan een askruisje met een zegen. Ik houd van De Honderd Dagen. Ze beginnen eigenlijk al op de zondag Quinquagesima (‘de Vijftigste’) vóór Aswoensdag, dan klinkt het in de oude evangelieroosters: ‘Zie, wij gaan op naar Jeruzalem’. Honderd Dagen verder is het Pinksteren. Dan is Jezus op een andere wijze onder en in ons. Voor monniken beginnen de vasten al twee weken eerder op zondag Septuagesima (De Zeventigste).

Ik besloot vorig jaar bij mijn dagelijks meditatie een heel evangelie te lezen en te herkauwen. Bij mijn weten had ik dat niet eerder gedaan, maar las ik de losse fragmenten van de leesroosters. Ik koos het oudste en meest pure evangelieverhaal: Markus (± 65-70 na Chr.), en liet het woord voor woord bezinken in de vroege morgens van alle Honderd Dagen.

Om ‘nieuw’ te lezen gebruikte ik de vertaling van Maria van der Zeyde (levensgezel van dichteres Ida Gerhardt) vertaler en literator. Haar vertaling schiep een intense ontmoeting met de mens Jezus áchter het verhaal van Markus. Zelfs de legendarische elementen werden ‘historisch’, omdat ze wellicht de enige manier zijn om hem echt te leren kennen: Zijn totale liefde, zijn beschikbaarheid voor armen en randfiguren, zijn ontferming, zijn levensoffer…

In Maria’s vertaling hoorde ik de verteller. Ik verbeeldde me, dat ik in de kring zat op een stille plaats tussen de rotsen van Galilea en naar Markus luisterde. Steeds meer kwam Jezus dichtbij, in mijn NU: zijn aanwezigheid en zijn liefde. Het verhaal herinneren schept heden én toekomst. Dat verhaal zal de toekomst bepalen.

De kracht van deze vertaling (Markus, Een tijding van vreugde) ligt in het eerbiedig benaderen van de tekst. Van der Zeyde vertaalt niet alleen volgens het woordenboek (konkordant), maar buigt ook niet voor het vermeende begrip van de lezer (equivalent), zoals de meeste huidige vertalingen doen. Dit gepolariseerde geschil tussen die vertaalmethoden verhit de hoofden van theologen. Van der Zeyde kiest voor het compromis of het gelijk van beiden: “Ik wil er van uitgaan, dat één vertaling mogelijk is, die menselijke taal spreekt en daarbij het geheim van het evangelie niet aanrandt, die niet burgerlijk is en niet kinderachtig en de nuances van de tekst beter opvangt en zorgvuldiger weergeeft dan bestaande vertalingen doen.”

Een enkel voorbeeld. De gelijkenis van de zaaier begint in de meeste vertalingen: ‘Een zaaier ging uit om te zaaien’. Dat is geen opwindende mededeling: wat doet een zaaier anders dan zaaien?  In het Grieks, waarin onderwerp en werkwoord kunnen zwerven door de zin, zegt Markus: Hij ging uit (,) de zaaier. Moet de ‘Zaaier’ dan niet met een hoofdletter? De gelijkenis wordt dan duidelijk Jézus eigen levensverhaal!

Jan de Jongh, em. studentenpastor, liturgist.