In een vorige kolom vertelde ik – kort samengevat – van de inkapseling van de Franciscaanse beweging door de Paus. De eenvoudige regel van Franciscus werd in Rome aangepast en Franciscus ontving als teken daarvan de tonsuur. De broeders (Spiritualen) die de absolute armoede niet wilden opgeven, werden gemarteld en als ketters afgeslacht. In de geschiedenis van de Kerk zijn nogal eens dissidente bewegingen – zijstromen van de grote rivier – toch weer opgegaan in het instituut, in onze tijd o.a. de PKN. Tragisch is ook dat bewegingen, die succes hadden, onvermijdelijk een instituut met Regels en Wetten werden. Ik heb dat beschreven in mijn Verhalen over Radicalen (Kok, 1985).
Regels
Ik word tot deze kolom min of meer verleid door geruchten uit synodale kringen over de wens in de kerkorde Regels op te nemen voor de zogenaamde pioniersplaatsen. Pioniersplaatsen zijn plekken waar ‘god’ verdwenen schijnt (Jorwerd, stadswijken of de Vinex) en waar, gefinancierd en ondersteund door de PKN, een Pionier vormen van ‘gelovige’ gemeenschap probeert. Door die geruchten voelden ineens enige theologen zich geroepen hun zegje hierover te doen. Was er een smeulend binnenkerkelijk vuurtje aangeblazen? Want voornamelijk ging het over wie er voorganger kan of mocht zijn in de ‘samenkomsten der gemeente’, Samenkomsten zo werden in 1961 de gemengd Gereformeerden/Hervormden vieringen op tweede feestdagen genoemd: geen votum, toga of zegen. Mijn collega en ik hebben deze regel al de tweede keer tot ongenoegen van de classis overtreden.
Ik ontwaakte geheel bij een artikel, waarin onderscheid werd gemaakt tussen het voorgaan in Kerk- of Eredienst door een ‘ambtsdrager’ met een erkend universitaire opleiding inclusief een beetje kennis van Hebreeuws én een Viering met ‘iemand’ die dat diploma ontbeerde. Eigenlijk een RK-probleem: Wie mag voorgaan in de Viering? Want de priester kan door zijn wijding meer dan een ‘leek’, al is die Pastoraal werker.
In de kroeg
Wie mij, meer dan een halve eeuw als vakliturgist, kent of mijn geschriften gebruikt, begrijpt dat ik nu rechtop zit. Ik gebruikte in 27 jaar oecumenisch studentenpastor altijd de naam ‘Viering’. Ook andere artikelen over het synodaal gerucht gingen eigenlijk niet over liturgie, maar over het ‘AMBT’. Men pleitte voor een nieuwe of herstelde ‘Ambtstheologie’. Nu heeft de ‘Ambstheologie’ mij nooit formeel geraakt en het ambt betekent voor mij geen voorrecht of macht. Ik schrijf hier dus uit onkunde.
Op pioniersplaatsen wordt – om het allerergste te noemen – wel eens gevierd in een kroeg met soms zelfs deling van brood en wijn! Dat zin- of godzoekers in deze chaotische wereld dan geraakt worden, ontroert me. Degenen die hen dat aandoen zijn in mijn ogen ‘door die gemeenschap aanvaarde ambtsdragers’.
Pastoraal werkers
Het zit me al jaren dwars, dat bekwame en hoogopgeleide Pastoraal Werkers in de viering maar beperkt mogen functioneren (soms alleen omdat ze vrouw zijn!). De gemeenschappelijke viering is bij uitstek een pastoraal gebeuren. Wat zoeken mensen in de viering? Troost, nieuwe kracht, de Aanwezigheid, woordeloos ritueel, verbeelding van het Levensgeheim, hoop… Dat is ervaring die dieper gaat dan ons denkhoofd. Ik schreef eens: Liturgie is vormgeving van ons verlangen naar ‘God’. Pastoraal werkers zijn er niet alleen om ouderen te bezoeken, uitvaarten te begeleiden en individuen bij te staan. Zij zijn misschien wel allereerst pastores in de gemeenschappelijke liturgie.
Is dan een universitaire opleiding overbodig? De mijne niet, al werd ik daardoor bijna nooit in mijn ziel geraakt (uitzondering Johan Bavinck en Berkouwer). Enige kennis van Hebreeuws en de klassieke talen, de kerk- en dogma geschiedenis e.d. zijn dienstig bij het voorbereiden van een viering en zeker bij bijbelstudie. Ergens was/is een dissidente gemeente waarin ‘leken’ voorgingen, teksten schreven en liederen maakten. Zij stelden een theoloog aan. Niet om de vieringen te leiden, maar om de liturgische voorbereidingsgroep te ondersteunen. Prima.
Jan de Jongh