Tijden van vervolging
Die afwijzing van Johan Bavinck bij een vacature in Kapen en het zwijgen over de mystieke weg tijdens mijn theologische studie (zie mijn vorige kolom) was geen incident. De kerken van het westen hebben al vanaf de tijd, dat de Kerk in het Romeinse Rijk staatsgodsdienst was geworden (5e-6e eeuw), een zekere argwaan tegenover mystiek gehad.
De eerste eeuwen waren mystiek en ‘leer’ verweven. Dat is deels in de Oosterse kerken bewaard via de kerk- en woestijnvaders. In het westen waren het de kloosters, die de mystieke bron van het oorspronkelijke christendom bewaarden. Daar komen dan ook de meeste mystici vandaan. De mystici werden niet alleen geduld, maar ook bestreden en later zelfs door de inquisitie vervolgd en ter dood gebracht. Men vreesde dat mystieke ervaringen het kerkelijk leersysteem zouden kritiseren en de macht daarvan zouden ondergraven.
Ik vind het juist opvallend, dat ik in de middeleeuwse geschriften van mystici geen expliciete kritiek op de kerkleer tegenkom. Dat was ook moeilijk vanwege de inquisitie. Ze laten het leersysteem intakt, maar gebruiken de taal van de traditie vaak als metafoor om het onuitsprekelijke te verwoorden. Ze stappen er als het ware uit. Wel spreken ze of schrijven ze er soms zo over, dat bij consequent doorredenen men bij een ketterij uitkomt.
Zo werd Meister Eckhardt (1260-1328) per consequentie beschuldigd van pantheïsme. Dat is een visie die stelt dat alles en iedereen goddelijk is. Bij mijn lectuur van mystieke teksten heb ik dikwijls aan Spinoza gedacht, die ‘god’ en natuur gelijkstelt. Bij Eckhardts ‘pantheisme’ is god wel in alles aanwezig als gave. Maar hij gaat daar niet op. Eckhardt reisde in 1327 voor zijn proces naar Avignon, maar stierf kort voor zijn veroordeling. God zij dank?!
Johannes van het Kruis (1542-91), die negen maanden gevangen zat in de kelder van zijn klooster, beschrijft in het bekende gedicht De donkere nacht zijn verbeelde vlucht uit de gevangenis om zijn ‘Beminde’ te ontmoeten. Het lijkt een verbeelding van zijn bevrijding uit het leergebouw van de kerk.
De reformatie
De bekende reformatorische woordvoerders keerden zich tegen mystiek. Tevergeefs, want mystiek behoort nu eenmaal bij religie. ‘Protestantse’ mystiek vinden we onder anderen in ‘bevindelijke’ stromingen, bij quakers, het piëtisme, Bach en tot in onze tijd bij de Gereformeerde orthodoxie.
Deze afwijzing hield (kort samengevat) verband met het protestantse ‘sola gratia’. De mens kan niets toevoegen aan zijn heil, alles is geschonken door het verzoenend offer van Jezus Christus. En het ‘sola scriptura’: De énige ware Goddelijke openbaring is de Bijbel. Bijkomend argument: De mystiek is een ‘Roomse’ erfenis.
Het lijkt hier, anders dan bij Rome, voornamelijk om de zuivere leer te gaan en minder om macht. Hoewel ook in verschillende protestantse kerken nog steeds sprake is van macht (afhouden van het Heilig Avondmaal of een kerkscheuring). Minderheden, zoals dopersen en bevindelijke conventikels, werden dan wel aan het einde van de 15e eeuw niet meer vervolgd, maar tot in de 19e eeuw wel maatschappelijk gediscrimineerd.
Karl Barth
In de vorige eeuw was de invloed van de Zwitserse theoloog Barth vooral in de Nederlandse Hervormde kerk zeer groot. Een forse stroming predikanten noemde zich ‘barthianen’. Geheel in de lijn van het sola gratia verstond hij mystiek als `Menschengerechtigkeit’, die radicaal moest worden afgewezen. Mystiek behoorde tot de ‘Religion’, die `dappere vermetelheid van de mens’ die zich aan God vergrijpt. In zijn invloedrijke Kirchliche Dogmatik maakte hij een scherpe tegenstelling tussen religie en openbaring. Mystiek is `een in zichzelf contradictoire, een in zichzelf onmogelijke onderneming.’ Iemand noemde zijn beroemde Römerbrief een `bloemlezing van sarcasmen’ tegen de mystiek.
Gelukkig komt er de laatster jaren in de literatuur en ook in de protestantse kerken meer aandacht voor de mystieke vorm van Christelijk geloof!
Jan de Jongh