In mijn jonge jaren heb ik eigenlijk nooit geleerd wat bidden is. Mijn moeder zong, zoals duizenden Nederlandse moeders, iedere avond bij mijn te bedde gaan:
1. ‘Ik ga slapen, ik ben moe, / ‘k sluit mijn beide oogjes toe, / Heere houd ook deze nacht, /over mij getrouw de wacht.
2 ’t Boze (nieuwe versie: stoute) dat ik heb gedaan, / zie het Heere toch niet aan. / Schoon mijn zonden vele zijn, / maak om Jezus wil mij rein.’
Ontroerend, maar er werd me zo al jong ingepeperd, dat ik een zondig jongetje was. Dat geloof ik zo niet meer.
Mijn vader sprak aan tafel levenslang dezelfde twee gebeden. De predikanten baden met veel woorden te langdurig. Van de catechese heb ik alleen onthouden dat er valse, minder valse of onzuivere kerken waren. Eén kerk had de zuivere leer, de onze. Ook dat geloofde ik niet. Over wat bidden is, herinner ik me niets. Wel over de ‘uitverkiezing’ waar ik tot in mijn studententijd voor vreesde. Tijdens mijn opleiding en later uit de vele boekjes die ik kocht over ‘Het Gebed’ en ‘Het Onze Vader’ bleek bidden eigenlijk vooral ‘praten, praten, amen!’ te zijn (Tim van Iersel bij Knevel).
Ontvankelijk
Van kloosterlingen leerde ik later, dat bidden vooral is: stil-zijn voor Het Aangezicht, luisterend en ontvankelijk voor De Aanwezigheid die wij ‘god’ noemen. Voor dat Mysterie schiet mensentaal te kort. Bidden is de stilte waarin ik voor ‘god’ neerleg wat me bezig houdt, ook plaatsvervangend voor anderen. Niet dat ik verwacht dat Z/Hij
mijn verlangens kan en wil vervullen en met een goddelijke ingreep de wereld voor ons ordent. Wel dat Zij met me meegaat, als de Vriend die bij me blijft, wat me ook overkomt. Er zijn momenten dat ik mij in die stilte omringd voel door Liefde. Ik ervaar dan Psalm 139 en de St. Patrickzegen (parafrase fragment): De Eeuwige zij vóór je om je de weg te wijzen /achter je om je te bewaren voor kwaad / naast je om je in de armen te sluiten / om je heen als een beschermende mantel / in je hart als liefde en vrede…
De enige vraag die we Déze Metgezel kunnen stellen is eigenlijk altijd een variatie van het Luthers avondgebed: ‘Blijf bij ons…’ De rest is vertrouwen.
Allereerst stilte
De psalmisten, profeten en Jezus weten dat we gezamenlijk of individueel alleen ‘god’ kunnen ontmoeten in stille ontvankelijkheid. Wij leven in lawaai, met prikkels en digitale afleiding. Daardoor is vaak ‘ons hart onrustig in ons’ (Augustinus). We zullen daarom tijd en een stille plek moeten zoeken om ‘rust te vinden’ bij deze Metgezel. Om de Stem te kunnen horen in ons hart.
Niet in lawaai en geweld is Zij te vinden. Misschien kunnen opzwepende en harde muziek en het massaal uit je dak gaan voor Jezus een heerlijke belevenis zijn of ons in extase brengen. Maar dat is iets anders dan de ervaring en vervulling van ons verlangen naar de liefde van ‘Ik ben’ die ons leven draagt.
Dat heb ik met vallen en opstaan ontdekt, toen ik meer dan een halve eeuw geleden met een boog om het dogma heen geleid werd en mij ging richten op de christelijke liturgie, de rituelen en de verbeelding van de ontmoeting met ‘god’.
Sommigen ontvangen in hun stil gebed een nog omvattender mystieke ervaring. Daarover na de zomer.
Jan de Jongh