Intro: Omdat het beeld van de Ballingschap veel betekenend is voor de situatie van christenen in de moderniteit, wil ik dit najaar beginnen met een serie kolommen over de verschillende aspecten van de Ballingschap.
Al tijdens een voorzomerse hittegolf schrijf ik deze Herfstkolom. Helaas zal de globale chaos, waarover de media ons overmatig informeren, ook in de herfst nog wel even duren. In de herfst kozen liturgisten voor de oude (brevier) en nieuwe roosters teksten en antifonen uit de ballingschapliteratuur van het Eerste Testament. Die profetieën en verhalen (Daniël, Esther) gaan over het behoud van eigen identiteit in een vreemde cultuur. Isräels ervaring in de 6e eeuw v.Chr. is nog steeds actueel.
Onlangs namen wij deel aan de viering met vrienden die in de jaren zeventig moesten vluchten uit Oost-Turkije. We zongen het Klaaglied over Jeruzalem van Oosterhuis/Löwenthal:
De bekers waaruit wij dronken stukgeslagen.
In puin de stad (de wieg, de naam) van onze geboorte.
De derde strofe: daar schrijven wolven de taal voor.
En dan de vraag: Teruggaan tot daar?
Vandaag dringt deze werkelijkheid weer tot ons door: stromen vluchtelingen. Hun huizen in puin, hun familie omgekomen, kapot gemarteld, verdronken…. Al die vluchtelingen dromen van ’teruggaan tot daar’. Voor velen zal dat een droom blijven.
Israël in ballingschap
In 587 v. Chr. verwoestten de Babyloniërs de eerste tempel en een jaar later ging het koninkrijk Juda ten onder en werd het grootste deel van de Judese bevolking gedeporteerd naar Babel. Anderen vluchtten naar Egypte en verspreidden zich tenslotte na de verwoesting van de tweede tempel (70) en de neergeslagen opstand onder Bar-Kochba (135) over de aarde. Voor het volk Israël betekende de Babelse ballingschap en de latere diaspora, dat hun vertrouwde wereld instortte. Het leven in een ‘vreemde’ omgeving en de confrontatie met andere religies riep vragen op, waarvoor in de traditie geen antwoorden klaar lagen. Het oude godsbeeld rond de tempel bleek niet te handhaven. Dat betekende zoeken naar een nieuwe godsdienstige vormgeving: het leerhuis, de synagoge. Bovendien bevond het Babylonische rijk zich al spoedig na de dood van Nebukadnezar in een politieke en economische chaos, die uitliep op de inlijving in het Perzische wereldrijk. Intern en extern was daarom de ballingschap één van de meest ingrijpende, maar ook creatieve perioden in de geschiedenis van Israël.
De diaspora (Gr. verstrooiing, uitzaaiing) noemen de Joden in het Hebreeuws de Chalut. De Statenvertaling geeft dit altijd weer met ‘gevangenschap’ en heeft alleen in Klaagliederen 1:7 en 3:19 ‘ballingschap’ als vertaling van een ander Hebreeuws woord, dat de NBG en NBV met ‘omzwerving'(!) en de Naardense Bijbel met ‘ontheemdheid’ vertalen. De eeuwen door bleef de Chalut voor Joden een herkenbaar motief, beeld van de ‘gevangenschap’ in de getto’s, de vreemde cultuur, de opgelegde beperkingen, de pogroms, het verlangen naar ‘Jeruzalem’.
Joodse feesten in de herfst
Aan het begin van de herfst (dit jaar 21-9 tot en met 12-10) vieren de Joden een reeks feesten, die schijnbaar geen ‘christelijke’ parallel hebben. Ze heten de Jom Tov (Goede of Ontzagwekkende dagen):
Rosj Hasjana (Hoofd van het jaar), Joom Kippoer (Dag van verzoening), Soekkoth (Hutten – de grote tocht), Simchat Thora (Vreugde van de Thora).
De joodse christenen zullen deze feesten ook gevierd hebben. De PKN-gemeenten vieren op de eerste zondag van oktober de Israëlzondag. In grote bescheidenheid zouden we daarbij de thema’s van die feestdagen kunnen op/meenemen. Misschien een idee voor een serie vieringen? Uitvoerig liturgisch materiaal gaf ik daarvoor in mijn Rond de langste nacht (nieuw en antiquarisch nog verkrijgbaar).
Jan de Jongh