Thema 5 uit: Jan de Jongh, God in de kring van de goden. Griekse tragedies en het christendom. Skandalon 2016
Weer zullen in de tijd voor Pasen duizenden Bachs Passionen instuderen en meemaken. Vanwaar die aantrekkingskracht van de Matthäuspassion? Niet alleen vanwege de muziek van Bach, maar ook omdat het evangelische passieverhaal lijkt op Griekse tragedies. Het resoneert ook daarom met tragische momenten in ons eigen leven.
Jezus ‘moet’ naar Jeruzalem
Een belangrijke oorzaak van Jezus’ dood is zijn besluit om met Pasen naar Jeruzalem te gaan. ‘Hij zei tegen zijn leerlingen: we zijn nu op weg naar Jeruzalem, waar de Mensenzoon zal worden overgeleverd…’ (Mat. 20:17). Daarna hangt de onafwendbaarheid van het martelaarschap als een dreigende wolk over de gebeurtenissen. Na dit besluit spreekt Jezus herhaaldelijk over ‘moeten’: de mensenzoon ‘moet’ overgeleverd worden. Is dat hetzelfde als de noodlottige noodzakelijkheid, die een tragedieverhaal kenmerkt? In een tragedie moet het zo gaan, omdat de dichter het wil. Hij bepaalt de onontkoombaarheid van het verhaal. Hebben de evangelisten dat ook zo verstaan?
Over dit ‘moeten’ is heel wat getheologiseerd. In het evangelie heeft dit ‘moeten`(Gr. dei) meer de klank van ‘betamen’. Jezus weet wat hem te wachten staat, kijk maar naar het lot van de profeten. Er is niet alleen de overmacht van het noodlot. Zijn ‘moeten’ staat niet los van zijn eigen levenskeuze. Hij kán niet anders dan daaraan vasthouden, wanneer hij zichzelf niet wil verloochenen. In Jesus Crist Superstar vraagt Judas: ‘Jezus, waarom ben je niet gewoon timmerman gebleven? Wat had je te zoeken in Jeruzalem? Waarom je bemoeien met de geldmakerij in de tempel?’ Aus Liebe, antwoordt de soliste in de Bachs Matthäuspassion.
Wie het passieverhaal emotioneel meebeleeft, ervaart eenzelfde onverbiddelijk ontrollen van het gebeuren als in een tragedie. De theologie heeft de tragiek van Jezus’ levensgang onzichtbaar gemaakt door de verzoeningsleer en het dogma van Gods voorzienigheid.
Katharsis
Nu is er met de tragedies iets eigenaardigs. Volgens Aristoteles worden we door de tragedie bevangen door ‘vrees en medelijden’. Er gebeurt iets met ons, wanneer we het passieverhaal horen zingen of lezen. Allereerst ervaren wij vrees en medelijden vanwege het lijden van Jezus. Maar dat vertaalt zich bij de toehoorders naar hun eigen verdriet en tragiek, hun machteloosheid en vrees voor eigen lijden, tegelijk is er ook schuldgevoel over het mateloze lijden in de wereld. De noodlottige ontwikkeling van de dingen verbindt zich met de tragische en onvermijdelijke momenten in het eigen levensverhaal. Al is dat voor de meesten van ons niet zo dramatisch en ten dode. Aristoteles heeft ontdekt, dat door deze confrontatie met de tragiek bij de toeschouwers een reiniging (katharsis) van eigen tragiek teweeg gebracht wordt. Die kan sterke emoties teweeg brengen, maar ook zelfinzicht en aanvaarding.
Bach en Wij
Als dat waar is, geldt de analyse van Aristoteles ook voor de Matthäuspassion: er kan in ons een katharsis plaats vinden. Bijna iedereen ervaart wanneer de strijkers de aria Erbarme dich inzetten grote ontroering. De aria gaat namelijk niet over Jezus, maar over óns. Een evangelist vertelde: ‘Na het Aber Jesu schrie abermal laut, und verschiet blijf ik altijd stil rechtop staan, denkend aan het moment waarop het ooit mijn tijd zal zijn.’ Ook het daarop volgende koraal Wenn ich einmal soll scheiden legt dit verband met onze eigen dood.
De Matthäuspassion schept de mogelijkheid mijn eigen tragische gevoel, verdriet, vrees en medelijden te projecteren op het lijdensverhaal van Jezus. Ik vermoed dat dit het geheim is van Bachs passie. Eén van de redenen dat zo velen – christen of niet – jaar in jaar uit de Passion willen meebeleven.
Jan de Jongh