Voor het aangezicht van de Ene
spreken wij onze dankbaarheid uit
over zoveel, dat ons dit jaar goed deed:
onverwachte troost en bemoediging,
de liefde van een medemens,
de verwondering geliefd te zijn,
de ervaring, dat ons leven een zin heeft,
het geheim van de Aanwezigheid – soms even -,
de ervaring van geluk
bij een lied,
bij het delen van het brood,
bij een woord waarmee we verder konden.
Voor het aangezicht van de Ene
spreken wij ook ons verdriet uit,
over wat teleurstellend was,
over breuken die pijn deden en onherstelbaar zijn,
over het gemis van naast-staanden
die van ons heengingen door de dood.
In deze dagen bezoeken ons de herinneringen
en vervullen ons met dankbaarheid en verdriet.
Voor het aangezicht van de Ene
spreken wij uit, geschokt en verward te zijn
vanwege al die vluchtelingen en doden,
voor óns naamlozen, bekend en geliefd bij anderen,
die ook dit jaar weer stierven als slachtoffer
van oorlogen, onderdrukking, marteling en honger.
Voor het aangezicht van de Ene
spreken wij ook van onze hoop.
Want zo doorgaan kan het toch niet?
Daarom blijf bij ons en door onze dienst bij
volken zuchtend onder dictaturen,
volken gevangen in hun ‘vrijheid’,
volken gewalst onder oorlog en geweld.
Blijf bij de helpers van hopelozen in ons midden.
in Uw handen bevelen wij onze tijden.
Wij hopen op innerlijke sterkte
om daarmee te dragen, wat niet veranderd kan worden.
Wij hopen op moed
om te veranderen, wat veranderd kan worden.
Wij tasten naar de wijsheid
om het één van het ander te onderscheiden.
Jan de Jongh