210 VERNIEUWING (2): WAAROM EEN CHRISTELIJKE GEMEENTE?

Opnieuw beginnen?
In ons zoeken naar een open geloofsgemeenschap ontkomen we niet aan de vraag, waarvoor is een kerk/gemeente letterlijk goed voor? We zouden ons als gedachte-experiment kunnen voorstellen, dat we helemaal opnieuw moeten beginnen. Hoe zouden we dat opzetten? Op welke manier zouden we dan gemeente willen zijn? Wat wordt er dan van ons gevraagd? We denken dan niet vanuit het belang van het instituut kerk – hoe krijgen we aanhang? – maar vanuit de mensen, de samenleving en nemen onze eigen culture­le situatie serieus.

We weten intussen, dat onze wereld helemaal niet zo a-religieus of zelfs ‘on­christe­lijk’ is. Er is een veel­vormige aandacht voor zinvragen en inzet voor humaniteit. Daar hangt niet altijd een christelijk naamkaartje aan. Maar dit past prima bij de bijbelsprofetische tradi­tie. Zinvragen zijn vandaag even urgent als Luthers vraag naar een ‘genadige’ God. Het zijn alleen ándere vragen en ze worden niet meer aan de traditionele kerk gesteld. In het studen­tenpasto­raat ontmoette ik mensen, die niet meer pasten in de bestaande kerk, maar wel sociale idealen hadden en zich daar ook in hun vak voor wilden inzetten. De kerken raakten voor hen buiten beeld, maar ik zag wel ‘kerk’, dat is: ‘wat van de Heer is’, gebeuren. Kunnen wij christe­nen vormen vinden, die herkend worden door mensen die zoeken naar zingeving en humaniteit?

Wil er toekomst zijn voor een door Jezus geïnspireerde beweging, dan zullen we de wijze én inhoud van onze presentie in déze onze moderne samenleving opnieuw moeten uitvinden. De hamvraag is: hoe vinden mensen die talen naar ‘god’ een ‘huis’ bij een niet wereldvreemde gemeenschap?

Niet optimistisch
Ik probeer de verleiding te weerstaan mijn domineesreflex te volgen en de open wond van het verlangen dicht te zalven met een stichtelijk woord. Ondanks allerlei plaatselijke initiatieven, ben ik toch niet optimistisch over wat ik in de meeste kerken aantref. Het nieuwe Dienstboek, een proeve in plaats van een proef, van de PKN is op een enkele uitzondering na nogal traditioneel. Om van de door bisschoppen gekeurde rooms-katholieke lied- en gebedenboeken maar te zwijgen. Gemeenschappen, die een eigen ‘godspraak’ praktiseren en zich vrij gemaakt hebben van het verouderde godsbeeld, zijn er weinig. Je vindt ze vooral in de grotere plaatsen en in enkele universiteitssteden. Ze opereren in de marge van de kerken en komen soms maar moeilijk van de grond. Dat laatste heeft ook te maken met het individualisme en de moderne zapcultuur, waardoor moderne mensen zich moeilijk voor langere tijd binden.

Natuurlijk is niet alles kommer en kwel. In die nieuwe gemeenschappen ontstaan liederen en teksten die het moderne levensgevoel in verband brengen met het Geheim en die aarzelend gebruikt worden in de bestaande kerken. Een aantal jaren werden er door een groep binnen de PKN werkdagen ‘Experimenten met kerkdiensten’ georganiseerd. Mensen uit heel het land stroomden toe. Zij taalden naar God en vonden er nieuwe inspiratie om niet af te haken. Dit jaar worden weer ‘Regionale dagen ‘Anders vieren’ aangeboden.Er blijkt binnen de kerken meer verlangen naar nieuwe geloofswegen te zijn dan beleidsmakers beseffen.

De vraag die blijft
Voor mij als liturg blijft de vraag: Valt er nog wat te vieren en hoe? Daar heb ik geen zeker antwoord op. In het verlengde van de traditie zoek ik naar een open liturgische taal en vormgeving, waarin moderne mensen iets kunnen herkennen van hun eigen levensweg en ervaringen. Daarbij leun ik aan tegen wat mystici ons hebben gegeven. Wat wij in hun lijn  liturgisch doen, kan niet anders zijn dan beeldtaal zoeken voor het/de Onuitsprekelijke.

Jan de Jongh