Het proces van de slinkende aanhang van de bestaande kerken zal voorlopig nog niet eindigen. Dat is niet zo leuk. De achterblijvers bemoedigen elkaar met de positieve kanten van de ‘minderheid’: christen zijn is een bewuste keuze geworden; de blijvers zijn actiever; liturgievernieuwingen; een machtige kerk past niet bij het evangelie; Jezus begon ook maar met twaalf; enzovoort. Er is veel vernieuwingswerk van pioniers op lege plekken. Gemeente proberen andere geloofsvormen uit. Daar moeten we niet min over denken. Maar wat is het motief daarbij? Waarom span ik me in voor moderne liturgie? Die bemoedigingen smaken naar zure druiven. Het lijkt op blaffen tegen de maan.
Restauratie?
De (toen nog) Theologische Universiteit Kampen gaf bij haar 140e verjaardag een bundel uit met de dubbelzinnige titel Geloven in de minderheid. Geloven in de meerderheid doen we stiekem nog steeds. Want in deze titel wordt de gemeente nog steeds gedefiniërd in termen van aanhang, minderheid. In die bundel verzette Dick Tieleman (toenmalig docent aan de ThU) zich daar tegen. Het gaat volgens hem niet om de minderheid, maar om de menselijkheid. Daarna schreef hij er een geleerd boek over, Geloofscrisis als gezichtsbedrog. Het is een poging om een heel ander uitgangspunt te nemen. Want starten we in ons denken en plannen maken bij die minderheidspositie van de kerk, dan zit daar altijd iets in van restauratie van het bestaande, of houden van wat we hebben. We overleggen bijvoorbeeld hoe we weer(!) meer jongeren in de kerkdienst krijgen. We spreken dan over ‘nog’ (heb jij ‘nog’ ouderlingen genoeg, hoeveel catechisanten hebben jullie ‘nog’ enz.) in de hoop op ‘weer’.
Ons motief
Een voorbeeld van iets wat me aan het hart gaat is de vernieuwing van de liturgie. Waarom doen we dat? Cursussen of leerhuizen over liturgie begin ik altijd met: U moet niet denken dat we met een vernieuwing van de liturgie de kerk weer vol krijgen! We doen het voor elkaar om met meer inspiratie samen te vieren, om aan een viering meer te ervaren. We hebben geen reclamebedoelingen in de richting van hen die afgehaakt zijn. De (vroegere) jeugddiensten of welkomdiensten hadden een bijbedoeling! Het heeft voorspelbaar niet geholpen.
Allereerst moeten we onder ogen zien, dat de afkalving van de traditionele vorm van het christendom samenhangt met een veranderingsproces in de westerse cultuur. Men noemt dat wel de overgang van de moderne naar de postmoderne cultuur. Dat besef kan ons behoeden voor paniek en onzakelijke schuldgevoelens. Het geloof in de God van Israël en Jezus is onvanzelfsprekend geworden. Wanneer we de vroegere vanzelfsprekendheid blijven koesteren, tasten we de geloofwaardigheid vandaag aan. Het godsbeeld van een almogende ‘god’ die aan de knoppen zit en voorzienig ons leven bestuurd is niet houdbaar meer. Dat beeld is aan herziening toe. Ook is ‘god’ minder het antwoord op onze vragen, dan wel de vraag bij onze antwoorden. Geloofszekerheid staat haaks op de zoekhouding van veel mensen.
Enthousiast werd door pastores en vrijwilligers een kerkopbouwproject in een nieuwbouwwijk opgezet. Aanvankelijk met succes. Maar al spoedig stortte het weer in. Men had, zoals iemand het omschreef, ‘de mensen en wat zij zochten vergeten’.
Jan de Jongh