Intro. Voor de vacantiegangers die in de zomer buitenlandse kerken plegen te bezoeken wilde ik iets schrijven over het verschil tussen het godsbeeld van Romaanse- en Gotische kerken. Een vriend, de antropoloog André Droogers, was mij voor. Op zijn site (www.andredroogers.nl) schreef hij een kolom over hetzelfde onderwerp. Met zijn toestemming neem ik daarom als Liturgische Kanttekening zijn enigszins bewerkte tekst over. (jdj)
Vakantie in Frankrijk. Veel kerken gezien, Romaanse zowel als Gotische. Waarom krijg ik niet genoeg van een Romaanse kerk en waarom ben ik al snel uitgekeken op een Gotische? Heeft het te maken met mijn godsbeleving? Waar zitten de verschillen? Nuchter bekeken heeft verandering in de bouwtechnieken gezorgd voor de overstap, vanaf de 12e eeuw, van Romaanse naar Gotische bouw. Bij de Romaanse kerken moeten dikke muren het gewelf dragen. De ramen zijn daardoor klein of ontbreken zelfs. Romaanse kerken zijn vaak donker. Bij Gotische kerken wordt het gewelf door een soort skelet van steunberen gedragen. Daardoor hoeven de muren niet meer zo dik te zijn en kunnen er grote ramen in gezet worden. Gotische kerken zijn meestal hoger en veel lichter. Waar Romaanse ramen aan de bovenkant afgerond zijn, hebben Gotisch ramen de bekende spitsbogen. Gebrandschilderd glas komt veel meer voor dan in Romaanse kerken.
Grappig is dat de namen die voor deze stijlen gebruikt worden al een waardeoordeel inhouden. Gotische kerken werden genoemd naar de barbaarse Goten die meehielpen om het Romeinse rijk te ontmantelen. De term is in de 16e eeuw bedacht door iemand die Gotiek een achteruitgang vond in vergelijking met de Romaanse stijl. Daar zaten meer klassiek-Romeinse elementen in. De term ‘Romaans’ is overigens pas in de 19e eeuw bedacht. Tot dan heette Romaans ‘Voor-Gotisch’.
Heeft mijn eigen voorkeur, los van kunsthistorische kenmerken, misschien iets te maken met het soort geloofsbeleving dat beide stijlen oproepen? Een Romaanse kerk is besloten, een kerk om in te schuilen. Het is ook een plek om afstand te nemen van de boze buitenwereld. Die is van binnenuit niet te zien. Binnen staat tegenover buiten. Het interieur is doorgaans kaal. Daardoor word je naar jezelf teruggestuurd. Je aandacht wordt niet afgeleid.
Positief bij de Gotische kerk is de prachtige lichtval door groenig vensterglas of gebrandschilderde ramen. De hoge ruimte is indrukwekkend en harmonisch. Beneden staat tegenover boven. Waarom is mijn omloopsnelheid in een Gotische kerk dan toch groter dan in een Romaanse kerk?
Misschien komt het door de hoogte van de ramen, versterkt door de spitsbogen. Die zet God ‘in den hoge’, gemodelleerd naar de wereldlijke en kerkelijke machthebbers. Maar wat zeggen de ronde ramen in de Romaanse kerk dan? Stralen die dikke muren niet ook macht uit? Was niet dezelfde adel opdrachtgever?
Het zal er wel door komen dat ik een halve cirkel aan de bovenkant van het raam begrijp als een verwijzing naar het onbenoembare van het goddelijke. De duisternis van de kerk, de effen vlakken van de muren, en het ontbreken van afleidende beelden geven me ruimte om het goddelijke op mijn eigen manier te benoemen. Mijn beleving is open, wordt niet opgelegd, is niet alvast ingevuld. De kijkrichting is meer horizontaal dan verticaal. Tegelijk herinnert de tegenstelling tussen de buitenwereld en de kerkruimte me eraan dat het menselijke en het goddelijke verschillen.
Kort door de bocht: Ik houd van Romaanse kerken, omdat ‘mijn’ God er kan wonen. Die heeft ruimte nodig en laat zich niet vastleggen. Ze zoekt het anderszijn niet in het verticale. Dat maakt de religieuze beleving machtsvrij. Die God laat verschil in beleving toe.
André Droogers, Driebergen