196 Geloof is (als) verbeelding

Bert Koetsier, studentenpastor aan de Hogeschool Windesheim, nam onlangs afscheid. Bij zo’n evenement horen behalve een drankje en een hapje ook toespraken. Die waren voor een deel voor mij leerzaam. Hij had – via modules aan de ArtEZ hogeschool voor de kunsten – laten zien dat godsdienst, evenals kunst, zich van een eigen beeldtaal bedient. In zijn modules las hij samen met studenten bijbelverhalen op een beeldende manier. Dat riep allerlei nieuwe vragen op naar de ‘waarheid’ en leidde tot nieuwe inzichten in wat je met godsdienst eigenlijk wel en niet kunt doen. Als theoloog en beeldend kunstenaar boeide me dit bijzonder, omdat hij in de praktijk met bijbelverhalen deed, wat ik meer beschouwend bedoelde met mijn boekje Godspraak is beeldspraak. Maar het meest werd ik geraakt door een samenspraak van twee ex-studentes, die heel persoonlijk vertelden wat zijn aanpak voor hen had betekend.

De ene vrouw vertelde, dat ze  met een letterlijk verstaan van bijbelverhalen was opgegeroeid.  Ze probeerde  als kind op water te lopen.  Immers, iemand met voldoende geloof kon dat ook, had Jezus gezegd. Ze had voor de veiligheid wel haar laarsjes aangetrokken en heeft van dit experiment geen nadelen ondervonden. Behalve dan dat ze dacht een te klein geloof te hebben. Dat schuldgevoel liep bij het ouder worden uit op een proces van kerkverlating.

De andere dertiger was  niet godsdienstig gesocialiseerd. Ze droeg  de in onze samenleving bekende vooroordelen over geloof en bijbel mee, maar was uit nieuwsgierigheid naar de cursus van de pastor gegaan. Zij beiden deden de ontdekking, dat bijbelverhalen ook op een beeldende manier gelezen kunnen worden én dan een diepere betekenis krijgen. Juist dan worden ze ‘waar’. Hoe het verder met die twee is gegaan weet ik niet. In elk geval werd het geen bekeringsverhaal naar (her) intrede in een kerkelijk instituut.

Beeldend lezen
Het blijkt dat Bijbelverhalen ook voor mensen die afstand namen van de traditionele voorstelling van het christelijk geloof of zichzelf als ‘niet-gelovigen’ zien, als beeldverhalen kunnen functioneren. Ze dragen  ook voor  zinzoekers in een seculiere cultuur de kern van de christelijk traditie in zich. Zoals ook de mythen van de Grieken tot de bronnen behoren van onze cultuur. Zo vertelt dat verhaal van de waterwandeling iets over vertrouwen in stormachtige perioden, volhouden, overgave, overwinning op demonische machten…

Eigenlijk moeten we zeggen, dat bijbelverhalen juist ook ‘letterlijk’ genomen worden, als we ze ‘figuurlijk’ lezen. We zijn dan in het gezelschap van de kerkvaders. Zij hadden nog geen moeite met al of niet écht gebeurt, maar gaven de bijbelverhalen wel een diepere betekenis door ze allegorisch te lezen.

Een serie liturgische taal
Die Zwolse ervaring inspireerde me tot het thema voor de zomerserie 2015. Ik probeer daarvoor een aantal kolommen te schrijven over ‘Liturgische taal als beeldtaal’. Ik hoor nog al eens dat mensen – tot hun verdriet – vervreemden van hun geloofsgemeenschap, omdat het daarin niet gaat over waar ze mee bezig zijn.  De kerktaal spreekt hen niet meer aan, omdat die een geloofsinhoud veronderstelt, die zij niet meer aanhangen of hen niet meer raakt. In de geschiedenis veranderde altijd al de geloofsinhoud met de cultuur. Veel in de kerkleer bleef gelijk, maar het geloof veranderde. In deze periode waarin de cultuur niet meer slechts verandert, maar waarin we de overgang beleven naar een ándere cultuur, veroorzaakt dat des te meer kortsluiting tussen ervaring en leer.

Jan de Jongh

Bert Koetsier heeft zijn ervaringen en ontdekkingen opgeschreven in een mooi uitgevoerd (ArtEZ!) én betaalbaar boek: Beeldend Bijbellezen; Over geloof als verbeelding. Het is via de boekhandel verkrijgbaar.