194 Dietrich Bonhoeffer (4 februari 1906 – 9 april 1945)

‘Ik heb de laatste jaren steeds meer de diepe aardsheid van het christendom leren door­gronden. De christen is geen homo religiosus, maar gewoon een mens, zoals Jezus mens was. (..) Later heb ik ervaren en ik ervaar het tot op dit moment, dat je pas leert geloven als je midden in de aardsheid van het leven staat…’
21 juli 1944 een dag na de mislukte aanslag op Hitler

Tijdens mijn studie kreeg ik van een vriend de eerste Nederlandse vertaling van Verzet en Overgave, de verzameling brieven en teksten die Bonhoeffer vanuit de gevangenis schreef. Van een ander kreeg ik De mens in opstand van Albert Camus. Bonhoeffer en Camus (‘Blijf de aarde trouw’) hebben mij tot nu toe vergezeld bij mijn zoeken naar een theologie van een ‘werelds’ christenzijn zonder een hemelse vluchtweg.

In deze paastijd, op 9 april, gedenken we dat Bonhoeffer zeventig jaar geleden werd vermoord. Dat is al lang geleden. Daarom haal ik kort iets over Bonhoeffer op:

Vóór de tweede wereld­oorlog was hij als Luthers predikant actief voor de interna­ti­onale oecumenische bewe­ging. Toen hij zich in de jaren dertig keerde tegen het nazisme en de maatre­gelen tegen de Joden, kreeg hij een preek­verbod. In de jaren veertig raakte hij (als pacifist!) betrokken bij de samenzwering tegen Hitler, waardoor ook de ‘Beken­nende Kirche’ zich van hem afkeerde. De laatste twee jaren van zijn leven zat hij in de dodencel in Berlijn van waaruit hij een uit­voerige geheime correspondentie met zijn vriend Eberhard Bethge en anderen voerde.

Na een tocht, voor de Russische legers uit, langs concentratie­kampen, werd hij op Beloken Pasen afge­voerd voor het stand­recht. In de grauwe schemer van de morgen van 9 april 1945 voltrok zich de terechtstelling door ophan­ging van hen, die onder geen voorwaarde mochten blijven leven na de onder­gang van het derde rijk. Die dag werd ook zijn zwager Hans von Dohnanyi omgebracht. Zijn broer Klaus en zijn zwager Rüdiger Schleicher werden op 23 april doodgeschoten.

Bonhoeffer doordenkt in zijn brieven wat chris­telijk gelo­ven in de moderniteit betekent. Hij zocht een nieuwe geloofstaal en -inhoud. Zijn aantekeningen en soms onvolledige schetsen zijn tot vandaag een inspi­ratiebron voor velen. Voor een generatie theologen is hij nog steeds een metgezel op hun levens­weg. Hij hoopte op een kerk, die na de oorlog zou breken met het reli­gieuze verleden en de drang tot zelfhandha­ving, maar zich zou beperken tot bidden en het goede doen. Bonhoef­fer heeft niet meer beleefd, dat de huidi­ge kerken in Duits­land én bij ons weer druk in de weer zijn met zichzelf en eigen over­leven.

Een gedachtenisdienst
Tien jaar geleden heb ik in een viering aan het begin van de Goede week Bonhoef­fer her­dacht. Op de plaats van de preek werden fragmenten uit Verzet en Overga­ve gelezen. Zo zou het ook nu weer kunnen. Veel wat hij schreef is nog steeds actueel, zoals dit profetische fragment van 30 april 1944:

‘Ik kom niet los van de vraag, wat het christendom of wie Chris­tus, op dit ogenblik voor ons eigenlijk is. De tijd dat je de mensen alles kon zeggen met woorden – theologische of vrome woorden – is voor­bij en ook de tijd van innerlijk en geweten, kortom de tijd van de re­ligie. Wij gaan een tijd zonder enige religie tegemoet. De mens, zoals hij op dit ogenblik is kan eenvoudig niet langer religieus zijn. (…) ‘Christendom’ is altijd een vorm (misschien de juiste vorm) van ‘religie’ geweest. Maar wanneer nu op zekere dag duidelijk wordt, dat dit ‘a-priori’ helemaal niet bestaat, dat het een historisch gebonden en voorbijgaande uitingsvorm van de mens was, als de mensen dus radicaal a-religieus worden, wat betekent dat dan voor het ‘christendom’? En ik geloof dat we zover al zijn.’

Jan de Jongh