178 ONTBOEZEMING IN HET ZICHT VAN KERST

Herfst en Advent – een tijd van verlangen en hopen, van gedenken en inkeer. Voor mij zou het daarbij mogen blijven. Dan komt het Kerstfeest. Eigenlijk bevangt mij ieder jaar opnieuw een gevoel van vervreem­ding, soms zelfs woede. Wie kent dat niet? Een feest van vrede en warmte contras­teert scherp met het doorgaande geweld, de oorlogen en wreed­heid. Als we ons al niet schuldig voelen, dan in elk geval medeverant­woorde­lijk. Ieder jaar is er wel ergens een kerstbestand of een actie voor een zielig land. Ergernis over de toenemende commercialise­ring opge­tuigd met kerstlie­deren in de overal eendere winkelcen­tra strijdt met een hunkering naar de werkelijk­heid achter al die beelden die kerst oproept: licht, nieuwheid, vrede, een hemel op aarde…

Nog niet zolang geleden werd tegen de zoete kerst gepro­tes­teerd. We maakten boekjes onder de titel ‘Kerstmisbaksel’, organiseer­den een anti-kerststal met beelden uit de Viet­nam­oor­log en verwijderden de kerst­boom uit de kerk. Som­migen wilden met een beroep op Calvijn, die op kerst gewoon doorging met preken uit het Eerste Testament, dit feest in de kerk afschaf­fen en alleen 6 januari (Epifanie) vieren. Het heeft niet mogen baten. De kerken bleven gevuld, de volkskerstzangen populair, het protest werd folklore en de consumptie nam toe.

Onze weer­stand en ons protest zijn overigens niet nieuw. Het Kerstfeest is in de vierde eeuw waarschijnlijk ont­staan als tegenzet van de kerk tegen het Zonne­wendefeest van de keizer! Onze verontwaardiging is dan ook grotendeels onterecht. Het Zonnewendefeest heeft de oudste rechten en het is de kerk alleen niet gelukt het echt te kerstenen.

Adam en het Zonnewendefeest
Volgens de Talmoed is het Zonnewendefeest door Adam, de eerste mens, uitgevonden:

‘Toen hij na de zondeval uit de Hof van Eden was verdreven, merkte hij dat de dagen korter werden. Hij dacht dat door zijn zonde de wereld weer terugkeerde tot de woestheid en ledigheid van den beginne en dat dit de dood zou zijn die hij en zijn vrouw moesten ondergaan. Hij vastte daarop acht dagen. Toen de dagen weer begonnen te lengen hielden zij acht feestdagen en het volgend jaar acht feestdagen vóór en na de zonnewende. Zoals geschreven staat in psalm 139: gij omgeeft mij van achteren en van voren.’ ( Babylonische Talmoed Aboda Zara, naar J.D. Wuster)

Positieve tegencultuur
Het heeft geen zin uit te pakken tegen het Midwinter-Kerst­feest. Wie een kerst(nacht)dienst voorbereidt, zal zoeken naar een positieve tegencultuur:

soberheid en stijl in de vormgeving en eventuele versiering. In plaats van de traditionele kerstliederen – die volkskerst­zang en warenhuis praktiseren – ook eens liederen van bevrijding (H. Ooster­huis, H. Verbeek, Eva’s Lied).

Dat zal echter niet altijd sporen met de verwach­tingen van de kerkgan­gers. Die eigen toon kan het best gevonden worden in het door de eeuwen aangeboden litur­gisch kader, waarin de Schriften hun eigen verhaal kunnen vertellen. In de eerste plaats wordt dan het geboor­tefeest niet los gemaakt van de Joodse wortels, het Eerste Testament, waarnaar Mattheüs en Lucas hun geboorteverha­len componeerden. Verder vieren we dan Kerstfeest met Pasen in de rug en niet voor ons.

De gemeente schreef immers het geboorteverhaal pas jaren na de executie van Jezus en na Pasen. De engelen­zang wordt pas na de opstanding ‘gehoord’. Niet de geboorte van Jezus, maar zijn leven, zijn delen met de armen, zijn gene­zende aanwezig­heid maakte hem tot lichtkolom voor de mensen.

Kerst zonder Pasen is waren­huis, kunst­boom, kerstpakket, liefdadigheid, eten en gezellig­heid. Dat is niet niets! In oorlogsge­bieden houden ze er misschien een bestand en dekens aan over.

En verder is er natuurlijk de warmte van het midwinter­feest. Het is niet toevallig dat we Kerstfeest vieren wanneer het licht aarzelend weerkeert vlak na de langste nacht op ons halfrond. Licht – er is geen beter beeld van Hem die kwam en komt in deze duistere wereld. Door Hem én ons komt er ook dit jaar ‘een beetje gerech­tigheid aan deze kant van de tijd’.

Jan de Jongh