Intro
In de eerste kolom heb ik geprobeerd kort de betekenis van ‘atheïsme’ wat te nuanceren.
Die kolom eindigde met een vraag: Liturgie voor atheïsten – is dat mogelijk?
De grens tussen atheïsten binnen en buiten de kerken blijkt vloeiend. In de kerk zijn (veel?) vrijwilligers en vaak ook bezoekers van bepaalde vieringen, die afstand hebben genomen van de traditionele leer en het godsbeeld. God is voor hen geen regelende persoon (theïsme) meer. Wanneer ze het woord ‘god’ gebruiken is dat een code, de benoeming van een ervaring. Ze vermijden meestal het woord ‘god’, dat zo misbruikt is. Een deel van de leden van het verbond, dat ons per sterreclame waarschuwt voor het gevaar te worden ‘overgeleverd aan de goden’, noemt zich religieus humanist. Er zijn ook niet-fundamentalistische atheïsten, die zichzelf definiëren als zinzoekers. Soms noemen ze zich ‘ietsisten’ of ‘niet-weters’. Die laatste aanduiding danken we aan de mystici. Een collega zei eens: ‘Ik ben ietsist, maar geloof in een persoonlijk god’. Een doordenker. Bij een retraite in een kloosterlijke omgeving noemden enkele deelnemers zich ‘niet-gelovig’. Bedoelden ze we zoeken, maar niet op de manier van de kerk?
Bernard Huijbers, die veel liederen van Oosterhuis van muziek voorzag, moest na zijn boek Aan God voorbij afscheid nemen van de Studentenecclesia. Aan de voet van de Cevenen trok hij zich terug. Achter zijn piano dirigeerde hij een denkbeeldig koor. Want hij bleef muziek maken bij teksten van dichters als Ida Gerhardt (‘Gij moet het eenzaam laten / het zaad dat ligt te slapen…’) of bij Psalm 1 van de spinozistische Leo Vroman, die ‘iets’ benoemde als ‘Het Systeem’. Hij maakte ook eigen liederen, waarin hij ‘Het Bestaan’ bezong (‘Bestaan ik heb je lief’). “Bernard zeg tot gewoon God”, zeiden degenen die hem niet begrepen. Bij het uitstrooien van zijn as op de berg klonk zijn lied over de Wind, dat me steeds weer ontroert: “Soms wil ik met de wind mee’, dat eindigt met: ‘je inblazing, je kracht’.
Het Geheim ervaren
Ik wil met deze voorbeelden geen mensen tegen hun zin annexeren als ‘gelovigen’. Toch denk ik dat zonder-‘god’ niet uitsluit dat ook atheïsten ervaringen kennen van een Geheim van de Werkelijkheid, die anderen ervaren en benoemen in een religieuze context.
Die ervaringen zijn soms zeer ingrijpend in hun levensverhaal. Het gaat dan over geborgenheid, troost, zich opgenomen weten in een groter geheel, zingeving, nieuwe levensdoel, engagement, verwondering, ontroering en nog veel meer. Meestal is wat ervaren wordt onzegbaar en niet goed te delen met anderen. Misschien zouden ze het woordeloos willen vieren in een gemeenschap met een ritueel of muziek. Dit soort atheïsten bevolkt voor een deel nog de oude kerkelijke instituten of gaan met Kerst en Pasen naar een (alternatieve) viering. Is dat laatste nostalgie of is het de hoop geraakt te worden? Want wat houd je anders over?
Op verschillende plaatsen ontstaan Quakerachtige bijeenkomsten, waarin men voornamelijk de gemeenschappelijke stilte beoefent. In Amsterdam kent men het verschijnsel van de ‘preek van de leek’, meestal een BN-er die in de kerk een seculiere preek houdt. Die ‘leek’ definieert zich soms nadrukkelijk als atheïst of in elk geval ongelovige. Maar de naam, preek, en de plaats van handeling, kerkgebouw, associëren we toch met de (christelijke) religie. Dat zal ook wel van invloed zijn op de soort bezoekers én signaleert dat er ook binnen de kerken behoefte is aan een seculiere vorm van viering.
In de volgende kolom wil ik een stap verder gaan. Kan liturgie zonder verwijzing naar en zelfs met nadrukkelijk ontkennen van ‘Iets’ of Het Geheim?
Jan de Jongh