INTRO
Een vorige keer ging het over de veranderingen bij de vormgeving van begrafenissen: het ritueel, de rol van pastor of uitvaartbegeleid(st)er, de gevolgen van de ontkerkelijking en het zoeken naar eigen en nieuwe rituelen.
Nu vertel ik iets over de verschuiving van begraven naar cremeren in ons land.
Van verbod via gedogen naar gelijkstelling
Homerus vertelt dat de voor de muren van Troje gevallen Griekse helden, Hector en Achilles, in de open lucht op een houtstapel verbrand werden. Dat was waarschijnlijk door gebrek aan hout bij de Grieken echter geen gewoonte. Wel deden dat de ongekerstende Germanen, dat was al langgeleden voor onze jaartelling.
Na vele eeuwen komen we daar op terug. In 1874 werd de eerste crematievereniging in Nederland opgericht. Doordat er zonder crematorium geen crematiepraktijk mogelijk was, nam het ledental in de loop der jaren af.
Het Heiligofficie in Rome verbood op 12 mei 1886 voor de gelovigen de crematie.
Na veertig jaar lukte het de vereniging in Westerveld op particulier terrein een crematorium te bouwen. In 1914 werd het lichaam van de arts Vaillant er verbrand. Dit lokte een proefproces uit. De Hoge Raad bepaalde in 1915 dat ‘lijkverassing’ wettelijk niet geoorloofd is, maar dat niemand juridisch aansprakelijk kan worden gesteld.’ Dat betekende dat cremeren in Nederland gedoogd werd en wel onder toezicht van het O.M. in Haarlem.
Er gaat een verhaal van een Japanse diplomaat, die na zijn dood gecremeerd wenste te worden. Dat leek voor de hoge heren niet comme il faut. De kist werd daarom in Den Haag eerst in een gat op een begraafplaats neergelaten met alle bobo’s er omheen. Na het vertrek van de gasten werd het lichaam naar Westerveld vervoerd.
Pas in 1949 werd door de regering een studiecommissie ter herziening van de begrafeniswet ingesteld. Het duurde nog tot 1968 tot de wet begraven en cremeren gelijkstelde.
Motieven
Ik las ergens dat de aantallen begrafenissen en crematies in Nederland ongeveer half om half zijn. Er zijn zeer verschillende motieven om zich te laten cremeren. In het begin werd er door de kerken een afzetten tegen het geloof in de opstanding, het oordeel van God en dergelijke in gezien. Maar het Heilig Officie beschouwde per decreet van 1963 cremeren niet meer als zonde. In de jaren vijftig was het protestantse oordeel: niet strijdig met de leer, wel met de gewoonte.
Het motief is dus niet altijd meer anti-christelijk. Bij navraag hoor je onder andere de volgende motivatie: hygiënisch, beter voor milieu of minder ruimte beslag, je nageslacht niet met grafzorg opzadelen, ‘begraven is eng’ … Volgens deskundigen is het belangrijkste motief – wat meestal niet wordt genoemd – de kostprijs. De meeste gemeenten maken tegenwoordig de aankoop van een graf tot een kostbare zaak, terwijl de duur van de grafrust steeds meer beperkt wordt. Daarbij komen meestal nog de kosten voor het onderhoud. Bovendien kennen we zeker in de Nederlandse steden ook nauwelijks een cultuur van grafverzorging. In de praktijk is het door de mobiliteit van families moeilijk het verre graf van een geliefde te bezoeken. Het is dan niet verwonderlijk dat de overledene of de familie besluit tot cremeren. Misschien begraven ze toch en brengen dan via internet een grafbezoek of geven via de site van ‘gedenkboeket’ opdracht op 2 november een bloemetje op het graf te plaatsen. Bij de factuur zit dan een bewijsfoto.
De volgende keer iets over het (gebrek aan) crematie-ritueel.
Jan de Jongh