‘Ja, als Pasen en Pinksteren op één dag vallen, dan…’ wil zeggen: ‘dan’ zal nooit komen. Maar in het Johannesevangelie vallen Pasen en Pinksteren wél op één dag! De avond na de ontdekking van het lege graf, verschijnt Jezus aan de leerlingen en zegt: ‘Ik wens jullie vrede. Zoals de Vader mij heeft uitgezonden, zend ik jullie.’ Na deze woorden blies hij over hen heen en zei: ‘ontvang de heilige Geest’ (20:21-23).
Volgens Mattheüs blaast Jezus bij zijn sterven niet de laatste adem uit maar: ‘Jezus schreeuwt met grote stem en hij zendt de Geest uit’ (27:50). Die grote Stem komt uit de profeet Ezechiël (37:17 e.v.). De Stem roept daar een apathisch volk in ballingschap tot opstaan of opstand.
Lucas
Het is Lucas geweest die opstanding en gave van de Geest schijnbaar uit elkaar getrokken heeft. Bij hem vallen Pasen en Pinksteren niét op één dag. Toch heeft ook Lucas weet van de oorspronkelijke samenhang tussen Pasen en Pinksteren. Immers het tweede hoofdstuk van zijn Handelingen van de Apostelen begint met: ‘En toen de vijftigste dag (of vijftigdagentijd) vervuld werd…’ Die wat vervreemdende uitdrukking ‘vijftigdagentijd’ in het Grieks: ‘Pentèkostè’ dat is de ‘vijftigste’ (n.l. dag na Pasen). Voor de Joden is die vijftigste Paasdag (wekenfeest) de afsluiting van de oogsttijd, die met Pasen begint. Met het wekenfeest viert het Jodendom ook de gave van de Thora. Zo ontstaat er een parallel tussen oogst en het ontvangen van de Thora bij de Sinaï (de Stem op de berg!) – zeven weken na de bevrijding uit Egypte -, met de bevrijding van de dood door Christus en de gave van de Geest.
Lucas laat zien, dat de oudste christenheid zich bij het Joodse wekenfeest aansloot, want de oogst van Pasen is de Geest op al die vreemde volken. Onze liturgische kalender herinnert daaraan: Pinksteren is de laatste Paasdag: de zevende zondag van(!) Pasen.
Betekenis van Pasen
Dat alles is een belangrijke aanwijzing voor degenen, die niet vermogen in de letterlijk lichamelijke opstanding te geloven.
Helaas kunnen wij die eenheid van Pasen en Pinksteren – anders dan veel Joden – moeilijk meer ervaren. Er is zoveel te doen in de tussentijd: de meivakantie, de nieuwe tent, kinderen doen examen… Maar voor goed begrip van de betekenis van de Opstanding is die eenheid onontbeerlijk. Opstanding van Jezus betekent, dat hij nu op een veelvormige manier levend onder ons is. Wanneer je er oog voor hebt zie je zijn Geest overal om je heen. Bij gelovigen en ongelovigen. Voedselbanken, opvang van vluchtelingen, zorg voor armen dichtbij en ver weg, ziekenzorg, een luisterend oor, kunstenaars en schrijvers… Dat alles doet ons denken aan Galilea. ‘Daar zullen jullie hem zien’, zei de witte jongeman bij het graf. Zijn Geest heeft zich vermenigvuldigd in de mensen.
Ik weet wel, dat er theologisch meer over te zeggen is. Maar de liturgie is wat mij betreft toch meerzeggend en gaat vooraf aan de theologie. Zélfs bij Paulus voel ik me in goed gezelschap: ‘Welnu, met de Heer wordt de Geest bedoeld, en waar de Geest van de Heer is, daar is vrijheid (II Corinthe 3:17).
De ‘Vijftigste dag’ sluit de Paastijd af. Een tweede Pinksterdag is liturgische onzin. Die tweede feestdagen (behalve tweede Kerstdag als ‘Stefanusdag’) zijn er gekomen om jaarmarkten mogelijk te maken. Met kerkelijke vieringen probeerde men uitspattingen in te dammen. De kerken zouden de overheid kunnen voorstellen de tweede dagen af te schaffen en die te bestemmen voor feesten van andersgelovigen.
Jan de Jongh