Intro: De laatste decennia is er veel veranderd in het ritueel bij een uitvaart. Na een ervaring met zeer veel begrafenissen en crematies zet ik in een serie kolommen mijn waarnemingen beknopt op een rijtje. Dit keer vooral over het verleden.
Betekenis van de plechtigheid
Is de betekenis van de openbare begrafenis/crematieplechtigheid veranderd? Ik denk het niet. Alleen de symbolen en vormgeving, waarin de betekenis verbeeld wordt, veranderde. Nog steeds komen mensen uit verschillende motieven naar zo’n samenkomst. Voor nabestaanden en vrienden maakt het deel uit van het rouwproces: ritueel loslaten. Het verdriet krijgt vorm en tranen mogen. Voor iemand kan het ritueel een daad van verzoening met het verleden zijn. Anderen komen om meeleven, dankbaarheid en respect te tonen: troostend voor de rouwenden. Deze niet uitputtende opsomming laat zien hoe verschillend de betekenis van het ritueel door de genodigden ervaren zal worden.
Vast ritueel
Nog niet zo lang geleden lag de vormgeving van begrafenissen min of meer vast. Ondanks plaatselijke en kerkelijke verschillen had het een hoog herhaalbaarheids-karakter, een kenmerk van een ritueel. Het draaiboek stond bij katholieken letterlijk in de kast. Ook de kleding was ritueel. Ik had indertijd een speciale begrafenisjas. Mannen droegen een hoge hoed, vrouwen zwarte jurk, dito kousen en hoed of, zoals in ons dorp, een voile en zo meer… In dorpen werkte (en soms nog) de burenplicht volgens vaste regels. In ons Friese dorp had de dominee de ‘voorgang der mannen’ en mevrouw ‘de voorgang der vrouwen’. De stoet liep door het dorp en sjouwde dan drie keer onder klokgelui door het grint rond de terpkerk… Ieder wist wat er te doen stond. Dat vaste rituele kader vormde een bedding voor rouw, woorden en emoties.
De rol van de predikant/priester
Meestal was bij de begrafenis een geestelijke betrokken. Die had de inhoudelijke leiding van het ritueel. De begrafenisondernemer was er voor het technische gedeelte en de logistiek. Zeker in dorpen kende de geestelijke bijna altijd de familie en had bij een voorafgaande ziekte de overledene ook pastoraal begeleid. Door de toenemende buitenkerkelijkheid werd dat vooral in de steden anders. Vaak meldden niet-kerkse familieleden zich bij de predikant met het verzoek de begrafenisplechtigheid te leiden of in elk geval religieuze luister bij te zetten. Protestanten vroegen zich of je al of niet aan zo’n verzoek moest voldoen en of er voor betaald moest worden?
Ont-institutionalisering
Intussen vinden ook bij van-huis-uit kerkelijke families steeds meer uitvaarten plaats zonder bemoeienis van een geestelijke. Ook de dorpsadat is verdampt. Dat heeft tot gevolg dat de familie de inhoudelijke gang van zaken bij de ‘plechtigheid’ (dienst?), zélf moet bedenken en regelen. Het valt niet mee in enkele dagen en in een emotionele sfeer dit wiel uit te vinden. Soms zijn er ondergrondse of openlijke spanningen tussen de familieleden, die soms ver van elkaar wonen. Wanneer de overledene niets voorbereidde, heeft men de handen vol aan het uitzoeken van adressen en het opstellen van de tekst voor de rouwbrief.
Uitvaartondernemers – nu er veel gecremeerd wordt, werd het protestantse ‘begrafenis’ met de katholieken tot ‘uitvaart’. Ik spreek liever van ‘afscheid’ – willen daarom tegenwoordig ook het meer inhoudelijk deel van het ritueel overnemen. Ze leveren een ‘uitvaartbegeleid(st)er’. Het is ook mogelijk gebruik te maken van vrijwilligers uit het Humanistisch Verbond, die dat keurig doen. Net zoals een pastor kan zo’n ingehuurde uitvaartbegeleid(st)er helpen de plechtigheid een vorm te geven, die in elk geval respectvol is ten aanzien van de overledene. Zo worden uitglijders of missers, waar men achteraf veel spijt van kan hebben, voorkomen.
(wordt vervolgd)
Jan de Jongh
Eerdere liturgische kanttekeningen zijn bewerkt in: Jan de Jongh, Het Geheim verbeelden. Spelen met liturgie en rituelen inspiratie voor godzoekers. Narratio 2011. isbn 978 90 5263 799 0.