162 HEILIGE PLAATSEN 1

INTRO
Al enige tijd schilder ik herinneringen aan voor mij heilige plaatsen. Dat bracht me op het idee voor een kleine zomerserie. Immers op vakantiereizen komen we gewild of ongewild in aanraking met een bedevaartsoord, klooster, kerk, of heiligdom. Soms ervaren we daar een vermoeden van Het Geheim. Daarover gaan vier korte kolommen: 1. Heilige plaatsen; 2. Slopen van heilige plaatsen bij kerkensluiting; 3. Slopen onvermijdelijk? 4. Persoonlijke heilige plaatsen.

Wat heet heilig?
Heilig betekent ‘afgezonderd’, Niet van de wereld, maar behorend tot een andere onalledaagse soort in de wereld. Een mens, een plaats en ding is ‘anders’ door een relatie met het goddelijke of meer algemeen het Mysterie in de werkelijkheid. Sommige geleerden spreken in het laatste geval van ‘sacraal’. Maar waar leg je de grens? Alle godsdiensten kennen heilige plaatsen, plekken waar men zich de aanwezigheid van het goddelijke op aarde of in de geschiedenis herinnert en in eigen leven opneemt.

Door de eeuwen heen gingen mensen daarheen op weg. Wat is de zin van een moeizame pelgrimage naar één of ander afgelegen oord om het/de Heilige te ontmoeten? De theologie zegt: God is overal en verwijst naar het gesprek met de Samaritaanse vrouw (Johan­nes 4:19 e.v.): omdat God geest is moet hij niet in Jeruza­lem of op de Gerizim aanbeden worden, maar in geest en waarheid. Maar theologie is wat anders dan psychologie. De Eeuwige is wel overal dezelfde, maar een mens is niet overal dezelfde.

Heilige plekken
Wij hebben de neiging om ook los van kerk en geloof gewijde ruimten af te zonderen. Dit ver­schijnsel heet topolatrie (Korff), de verering van plek­ken. Er zijn plekken waar de ge­schiedenis zich aan het land­schap heeft gehecht: Westerbork, de Grebbe­berg, het natio­naal monument op de Dam, het Rembrandt­huis of het Anne Frankhuis. Een plek kan betekenis krijgen door wat er gebeurde: Bethlehem, Golgotha of La Verna, waar Francis­cus de stig­ma­ta ont­ving. Vaak is het een onhandige plaats, moei­lijk bereik­baar en meestal niet door de kerkelijke leiding uitge­zocht. Daar is de hemelladder gezien of de wolk van goddelijke aanwezigheid. Wanneer zo’n plek eenmaal door de geloofs­gemeen­schap is geac­cepteerd, reizen anderen er heen op zoek naar een kleinere versie van deze erva­ring. Daar voelen mensen zich verbonden met de gebeur­tenis die er plaatsvond en met de krachten die daardoor worden losgemaakt.

Betekenis niet van nature
Er zijn ook gewijde plaatsen, die dat alleen zijn zolang de herinnering (relieken) aan de/het heilige er is. Ze verhui­zen mee met een verhuizing van het heilige voorwerp. Een plaats is dus niet van ‘nature’ heilig, maar wordt het door de betekenis, die mensen daar aan geven. Al gebeurt het wel eens, wanneer ik door het Twentse land wandel, dat ik bij een beboste heuvel midden in het bouwland denk: dat zou wel eens een offerplaats geweest kunnen zijn of misschien stond er wel een kapelletje.

Zo is er het verhaal van de icoon van de Maagd van Vladi­mir, die door de Sovjets uit de kerk van het Kremlin naar een museum was verbannen. Ineens werden veel ’toeristen’ vereerders. De directie moest toen een bord plaatsen met een verbod in de zaal te buigen, te knielen of een kruis te slaan. Wat alleen de verering nog maar bevorderde.

De christelijke bedevaartplaats ontleent (bijna) altijd zijn identiteit aan het verhaal dat het Heilige, God, zichtbaar werd in een persoon, de heilige. Dat hangt sa­men met het unieke van het christelijk geloof dat God een menselijk gelaat heeft (incarna­tie). Allereerst in oerva­ders, de profeten, Jezus en door de tijd heen nog steeds in een onafzienbare stoet heilige mensen (Hebreeën 11).

Jan de Jongh