159 OPSTANDING IN MEERVOUD

Op Pasen zitten er in de kerken mensen, die geloven aan een let­terlijke lichamelijke opstanding én mensen die dat niet vermo­gen te geloven. Nog niet zolang geleden waren de laatsten geen zuivere christe­nen. Die christenen zijn ook te vinden onder rand- of buitenkerkelijken.

Door de laatste groep wordt mij nogal eens verweten, dat ‘de’ dominees en priesters de mensen nooit het theologische naadje van de kous hebben verteld. Nu hebben de kerken inderdaad de neiging dingen, waar herrie over kan komen, te verzwijgen. Zeker in de viering moet je met ketterse opvattingen voorzichtig zijn, want ingezonden klachten leveren veel werk op.

Toch hebben beide groepen – de gelovige en de ongelovige paasmensen – een zelfde probleem: wat er ook in het jaar 33 gebeurd moge zijn, hoe krijgt dat betekenis voor vandaag? Zo wordt natuurlijk een antwoord omzeilt. Wat gelooft u zelf, dominee? In deze en de volgende kolom wil ik aan degenen die niet in mirakels geloven proberen een andere weg te wijzen.

De betekenis van de Paasnacht
Tegenwoordig is zelfs in protestantse kerken vaak een paaswake. Meestal is dat ‘waken’ al voor midder­nacht afgelopen. Na het ‘ont­waakt gij die slaapt…!’ begeven we ons te bedde. Wie Pasen niet zónder het lichaam wil vieren, kan beter de nacht ook écht door­waken of het in de zeer vroege morgen vieren! De Paaswake is een ritueel. Het is, zoals de doop, een initia­tierite van ‘dood’ naar nieuw leven. Je ervaart licha­melijk wat opstan­ding zou kunnen zijn. Als het morgenlicht na de twaalf lezingen, stilte, mediteren en zingen grauwt, verbeeld dat een nieuw begin.

Wanneer dan daarna het Paasverhaal gelezen wordt, vermoeden we de betekenis. Want niet het lege graf staat centraal, maar de ontdekking dat het met de kruisdood van Jezus niet is afgelopen. Dat wordt verbeeld door de ‘ontmoe­tingen’ met de Opge­stane. Wie die ontmoetingen leest als een soort reportage van een spiritisti­sche seance, zal de betekenis niet vatten. Een aantal verwijst bijvoorbeeld naar Galilea, de achterbuurt van Palestina waar het allemaal begon. Daar deelde Jezus brood met de armen, genas zieken, dáár zul je hem zien. In het Emmaüsverhaal verschijnt de Heer bij het breken van het brood! Hoe? Snap je dat niet?

De twaalf Joodse opstandingsverhalen
Vooral na de twaalf lezingen uit het Eerste of  ‘Oude’ Testament ga je wellicht verstaan wat Opstanding is. Die twaalf lezingen zijn al uit de tijd van de kerkvaders in de derde eeuw. De traditionele lijstjes zijn op onderdelen wat verschillend. Maar het grootste aantal lezingen zijn zo sterk, dat ze in alle lijsten voorkomen. Het zijn verhalen en teksten die iets vertellen over een nieuw begin en opstand tegen en opstanding uit de machten van dood en onderdrukking. Ik noem er een paar: De schepping tegen de chaos, het zondvloedverhaal, de uittocht en doorgang door de zee, de dorre doodsbeenderen van een apathisch volk in ballingschap dat weer tot leven komt (Ezechiël 37), de verzetshelden in de vuuroven (Dn 3,1-24(30)), Jona uit de vis. Wanneer daarna in het morgenlicht één van de Paasverhalen wordt gelezen, verstaan we dat het om iets anders en méér gaat, dan de ‘lichamelijke’ opstanding van de overleden Jezus. Wij gaan immers verder in zijn Geest. Steeds hernieuwd. Daarover gaat mijn volgende kolom.

P.S. Het Tweede Vaticaans Concilie (1969-70) verordonneerde zeven deels andere lezingen voor de Paasnacht. De PKN nam die over. Die zeven lezingen sluiten veel meer aan bij een ‘cul­tische’ viering naar de westerse dogma’s: aanklacht wegens begane zonden en Chris­tus’ zoenof­fer. Ezechiël 37 werd vervangen door hoofdstuk 36 en de mannen in de vuuroven ont­breken! De lezer zal begrijpen dat mijn voorkeur uitgaat naar de twaalf tradi­tionele lezingen.

Jan de Jongh, dec. 2011

LEZINGEN PAASNACHT

Klassiek (12+2)
Gn 1-2,2
Gn 5-8
Gn 22,1-19
Ex (13,17-)14
Js 54,17-55,11
Bar 3(,19-38)
Ez 37,1-14
Js 4,1-6 (-5,7)
Ex 12,1-11
Jona 3
Dt 31.22-30
Dn 3,1-24(30)

Kl 3,1-4
Mt 28,1-7

Na Vaticanum ’69 (7+2)
Gn 1-2,3
Gn 22,1-18
Ex 14,15-15,1a
Js 54,5-14
Js 55,1-11
Ez 36,(16)24-28
Sef 3,12-20 of:
RK: Baruch 3,9-15,32 – 4,4

Rm 6,3-11
Mt 28,1-10 of:
PKN 2012 Mc 16,1-8