Iedere viering
Nog niet zo lang geleden waren er veel zogenaamde oecumenische vieringen. De laatste tijd neemt de animo van de kerken daarvoor af. Maar is niet iedere viering oecumenisch? Bij een oecumenische viering wordt meestal aan iets gemengds gedacht van katholieken en protestanten. Protestanten en katholieken hebben nogal wat specialités de la maison, gewoonten en gevoeligheden, rituelen en slordigheden, eigen heilige huizen, geliefde en verfoeide liedjes. Behalve met bisschop en kerkenraden moet je bij zo’n viering met die gevoeligheden rekening houden.
Veel dieper gaat, dat ieder van ons zijn eigen geloofsvoorstellingen heeft. We graaien allemaal uit de grabbelton van religie en kerkleer wat ons past. Bovendien veranderen in de loop van ons leven en in de tijd onze geloofsvoorstellingen. Wanneer ik bijvoorbeeld ‘god’ zeg – waar denk ik dan aan? Welke voorstelling roept dat op? Iedere viering is zo veelvoudig oecumenisch als er deelnemers zijn!
God als code
Zoveel mogelijk zullen we met die verschillende geloofsvoorstellingen moeten rekenen in de vormgeving van iedere liturgie. Al zijn er grenzen en kun je niet alle vormen door elkaar gooien. Waar gelovigen het, hoop ik, allemaal over eens zijn, is minstens, dat liturgie te maken heeft met het heilig Geheim van de werkelijkheid, de ervaring van afhankelijkheid, het opgenomen zijn in een groter geheel. Dat noemen wij onder andere God, Eeuwige of Allah. In de viering hopen we daarmee in contact te komen, daardoor aangesproken te worden. De enige vorm waarin wij het Geheim van die-we-God noemen ter sprake kunnen brengen is in de vorm van verbeelding, beeldspraak, metafoor. gelijkenis. ‘God’ is een code om een ervaring onder woorden te brengen. God is dus niet een uitvergroot mens, geen persoon.
Eigenlijk weten wij niets van God. God is een soortnaam. Je hebt verschillende goden. Mensen met andere godsdiensten gebruiken hetzelfde woord. Dat wordt door leiders en machthebbers niet zo gezien. Christenen, die in sommige Islamitische landen ‘god’ met Allah weergaven, werd dat verboden. In behoudende kring wordt dat bij ons ook niet op prijs gesteld. Men ziet dan niet dat het een code is om aan te geven waarvan we niets weten, maar waarvan we iets ervaren. Soms wordt er over God gesproken alsof we inzicht hebben in ‘gods’ psychologie of agenda. In sommige Tv-uitzendingen weet men alles over ‘god’ en je denkt waar hálen ze het vandaan?
Alle kerkleer en dogma’s zijn niet anders dan een al dan niet geslaagde manier om iets van die ervaring weer te geven.
Alleen in beelden
We moeten er ons dus van bewust zijn dat we over en met God niet ‘rechtstreeks’ kunnen spreken. Alle spreken over De of Het Heilige is cultureel bepaalde beeldspraak. Welke voorstellingen we hebben, ligt aan welke beelden voorhanden zijn in onze cultuur, vanuit de traditie van de kerk en vanuit onze opvoeding. Als we dat vergeten, gaat het mis en worden we teleurgesteld of op termijn ongelovig.
Vaak gebruiken mensen uit verschillende culturen en andere religies andere beelden om vergelijkbare geloofservaringen te benoemen. Ze hebben eenzelfde religieuze ervaring van het Heilige, maar hebben er andere woorden en beelden voor.
Naar de straat
Oecumenisch betekent eigenlijk ‘heel de bewoonde wereld’. Het gaat dus niet in de eerste plaats om de eigen kerk, het gaat niet om verschillende kerken samen, het gaat niet alleen om een goed gevoel en een kriebel in mijn ziel. Dat is allemaal niet niks. Maar het is de helft of bijproduct. Uiteindelijk gaat het om de straat. Het leven van alledag. Om opnieuw de stem te horen die zegt: Waar is je broer, waar is je zus? Om opnieuw je aangesproken te weten op je verantwoordelijkheid, je roeping, de zin van samenleven of hoe je het allemaal wilt noemen.
Jan de Jongh