157 VESPER IN DE VEERTIGDAGEN 2

Een belangrijk verschil tussen vesper en hoofddienst of mis is de sfeer van stilte, bezinning, meditatie en openstellen voor het Geheim. Daarom heb ik in mijn vorige kolom vooral aandacht aan de ‘Stilte’ besteed. Die stilte doordringt eigenlijk sobere viering in zijn geheel. Ook de structuur is daarom eenvoudig: (intro), Psalm, Lezing en Stilte, (bescheiden muziek), Gebeden, (lied), Zegenbede. Ik heb gemerkt dat met name protestanten met de vormgeving van een enkele rubriek wat moeite hebben. Daarom bij maak ik bij die rubrieken een paar opmerkingen.

Intro
Deelnemers komen in stilte binnen, de paaskaars brandt. Dan volgt de inleidende tekst, die uit een beurtspraak kan bestaan. Er zijn veel varianten mogelijk. De meest traditionele is:

Eeuwige open onze lippen
ONZE MOND VERKONDIGT UW LOF.
Van de morgen tot de avond
LOVEN WIJ UW NAAM

Dit is maar een voorbeeld, maar in mijn liturgieboeken staan een aantal varianten, meestal ontleend aan de psalmen. In de Veertigdagen is te denken aan enkele noties uit Psalm 91:

De Eeuwige heeft zijn engelen gezonden
OM JE TE BEHOEDEN OP AL JE WEGEN.
Bij nacht en ontij heb je niets te vrezen,
ZIJ IS ALS EEN MUUR OM JE HEEN.

Psalm(en)
Voor de Veertigdagen kan Psalm 130 als vaste psalm of de psalm van de zondag gebruikt worden. De psalmen kunnen op ver­schil­lende manieren gebeden worden:
   Onberijmd. Gezongen of gesproken op het ritme van de He­breeuwse poëzie. Dat kan het beste in afwisse­ling door twee groe­pen of voor­zan­ger/spreker en allen. Zie de verschillende katholieke bundels en in het PKN-Dienstboek. Kies één of twee vaste psalmen voor de hele perio­de.
   Berijmd, op protestantse manier. Zo moge­lijk een hele psalm en dan liefst in wisselzang of afwisselend gelezen en gezongen.
–   Kiest men meerdere psalmen dan kunnen deze afwis­selend gezongen en gelezen worden.

Lezing
De lezing kan gekozen worden uit de zondagslezing of een eigen thematische serie volgen. De oude lezingen uit het missaal thematiseren de etappen van de tocht van de doopleerlingen naar Pasen. Ze snijden een paar belangrijke kernthema’s aan: woestijn, vasten en roeping (Matt. 4), de berg (waar we tegen opzien, maar ook de piekervaring van Pasen), de rol van Mozes en de profeten (Matt. 17), de demonische tegenkrachten, ook in je eigen hart (Luc. 11), delen van brood (Joh. 6), de vraag wie Jezus is (Joh. 8). Die wordt op Palmzondag beantwoord: de ezelskoning.

De lezing be­hoeft niet altijd uit de bijbel te zijn. Het is even wen­nen, maar een serie gedichten (dan wel afdrukken!) of met zorg gekozen fragmen­ten uit een boek zijn in deze sfeer goed bruikbaar.

Een  eventuele uitleg of toelichting kan beter aan de lezing voorafgaan, dan er op volgen. Een overweging na de lezing dreigt onwillekeurig een grotere omvang te krijgen en de eigen­lijke tekst te ver­dringen. De toeleiding vooraf dient er alleen toe de oren voor de lezing te openen. Maar vaak is zo’n woordje vooraf overbodig.

Waar is de pastor?
Ik schreef, dat de rol van de pastor, predikant of priester beter die van adviseur op de achtergrond kan zijn, dan die van voorganger. Ik heb met die marginale positie wat ervaring met mijzelf opgedaan. Als professionele ‘preker’, mens van het (W)woord, heb ik moeten vechten tegen het gevoel tekort te schieten, wanneer ik niet, via een meditatie of een gebed, een duit in het zakje had gedaan. Ik dacht dat de goegemeente dat van mij verwachtte. Misschien was het ontbreken van een preek(je) wel een opluchting. In de getijden past geen minipreekje of meditatie. Naar wat ik heb waargenomen zijn er meer collega’s, die last hebben van deze aandrang. Het was een bevrijding dat ik tijdens de vespers in de studentengemeente er gewoon bij kon zijn, zonder taak.

Jan de Jongh